Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 6 augustus 2020
ECLI:NL:RBNHO:2020:6145
Feiten
Werknemer is op 1 juni 2007 in dienst getreden bij Home Couture by Bernie B.V. (hierna: Home Couture). De functie van werknemer is stoffeerder met een salaris van € 2.300 bruto per maand. Op 9 november 2017 is werknemer wegens ziekte uitgevallen voor zijn werk. In een brief van 8 november 2019 is namens Home Couture aan werknemer meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst van werknemer per 7 november 2019 wordt beëindigd. Werknemer is met ingang van 22 november 2019 een arbeidsovereenkomst aangegaan bij een nieuwe werkgever. Werknemer verzoekt de kantonrechter om Home Couture te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding en aan hem een billijke vergoeding toe te kennen.
Oordeel
Het verzoek van werknemer om Home Couture te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt toegewezen. Op de zitting heeft Home Couture erkend dat de arbeidsovereenkomst is opgezegd met de hiervoor genoemde brief van 8 november 2019. Zij heeft erkend dat daardoor aanspraak is ontstaan op een transitievergoeding. Het verzoek van werknemer om aan hem een billijke vergoeding toe te kennen, wordt afgewezen, omdat Home Couture terecht heeft gesteld dat daarvoor geen wettelijke grondslag bestaat. Werknemer noemt als eerste grondslag voor zijn verzoek het bepaalde in artikel 7:682 lid 1 sub c BW. Op grond van dat artikel kan op verzoek van een werknemer van wie de arbeidsovereenkomst is opgezegd met toestemming van het UWV, een billijke vergoeding worden toegekend als de opzegging het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Vast staat dat in dit geval geen sprake is van toestemming van het UWV. Dat betekent dat geen sprake is van een geval als bedoeld in artikel 7:682 lid 1 sub c BW en dat dit artikel geen grondslag kan zijn voor toekenning van een billijke vergoeding. Werknemer noemt als tweede grondslag voor zijn verzoek het bepaalde in artikel 7:681 lid 1 sub a BW. Home Couture moet worden gevolgd in haar stelling dat in dit geval door werknemer schriftelijk is ingestemd met de opzegging van 8 november 2019. In de e-mail van de advocaat van werknemer van 1 december 2019 staat immers onder meer: “Dan uw opzeggingsbrief van 8 november. Werknemer stemt in met uw opzegging.” Die mededeling namens werknemer kon en mocht redelijkerwijs door Home Couture worden opgevat als een instemming met de opzegging, temeer nu die mededeling afkomstig was van een advocaat, die geacht moet worden te weten wat de betekenis is van de gebruikte bewoordingen en die woorden zorgvuldig kiest. Dat brengt mee dat de opzegging van 8 november 2019 is geschied met instemming van werknemer en die opzegging daarom niet in strijd is met artikel 7:671 lid 1 BW, zodat ook artikel 7:681 lid 1 sub a BW geen grondslag kan zijn voor toekenning van een billijke vergoeding. Het verzoek van werknemer om toekenning van een billijke vergoeding moet dus worden afgewezen. De kantonrechter kan daarom in het midden laten of de opzegging van 8 november 2019 het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Home Couture.