Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 11 augustus 2020
ECLI:NL:GHSHE:2020:2558
De wederkerige verklaring van partijen om te zullen meewerken aan een eventuele afkoop van de werkloosheidsuitkering en de daaraan verbonden kosten, kan naar het oordeel van het hof niet worden uitgelegd als een betalingsverplichting maar dient te worden begrepen als een inspanningsverbintenis.

Feiten

Werknemer is op 1 mei 2015 in dienst getreden van werkgeefster. Op 29 februari 2016 heeft werkgeefster per 1 mei 2016 het einde van het dienstverband aangezegd. Onderdeel van de toepasselijke cao Primair Onderwijs 2016-2017 is de Werkloosheidregeling onderwijspersoneel primair onderwijs. Partijen hebben op 4 en 11 mei 2016 ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2016 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin onder meer was opgenomen dat er een outplacementprogramma ter beschikking zou worden gesteld en partijen zich zullen inspannen om aan werknemer een werkloosheidsuitkering toe te kennen. Op 25 mei 2016 heeft werknemer WWplus verzocht om over te gaan tot afkoop van zijn volledige werkloosheidsrechten. Deze aanvraag en het daarop ingediende bezwaar is afgewezen. Kern van de afwijzing is dat werknemer niet voldoet aan de voorwaarde – dat werknemer als zelfstandige aan de slag is, noch mogelijke activiteiten als zelfstandig ondernemer gaat uitbreiden – die wordt gesteld in de toepasselijke set van regelgeving, zoals die voortvloeit uit de cao. Werknemer vordert betaling van de afkoopsom. De rechtbank heeft de vordering afgewezen.

Oordeel

Het hof beantwoordt de centrale vraag of de ‘volledige medewerking’ van werkgeefster zover gaat dat zij gehouden is – in dit geval – de afkoopsom zelf te betalen, ontkennend. In de vaststellingsovereenkomst is expliciet een ‘overbruggingsvergoeding’ van € 40.000 bruto opgenomen. Werknemer verklaart in artikel 5 te zullen meewerken aan het voldoen aan de voorwaarden waaraan werkgeefster moet voldoen ‘om de daaraan verbonden uitkeringskosten te doen overnemen door het Participatiefonds’. Deze wederkerige verklaring van partijen om te zullen meewerken aan een eventuele afkoop van de werkloosheidsuitkering en de daaraan verbonden kosten, kan naar het oordeel van het hof niet worden uitgelegd als een betalingsverplichting maar dient te worden begrepen als een inspanningsverbintenis. Redengevend hiervoor is dat in de aanvang van artikel 5 expliciet wordt bepaald dat partijen zich ‘zullen (…) inspannen’ ten aanzien van het doen toekennen van een werkloosheidsuitkering aan werknemer, terwijl het verlenen van medewerking door partijen aan een eventuele afkoop van de werkloosheidsuitkering en de daaraan verbonden kosten in het verlengde van de inspanningsverplichting wordt genoemd. Dat partijen niet onder ogen hebben gezien, althans niet uitdrukkelijk hebben besproken dat voor werknemer voorwaarden golden om in aanmerking te komen voor afkoop van de werkloosheidsuitkering, in die zin dat alleen in dat geval het Participatiefonds daaraan zou bijdragen, leidt niet tot een ander oordeel.