Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 15 mei 2006 in dienst getreden bij werkgeefster, laatstelijk in de functie Manager Logistics, ook wel Manager Expeditie genoemd. Bij beschikking van 21 november 2020 (AR 2020-0267) is de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden wegens het vervallen van de arbeidsplaats van werknemer. Met ingang van 1 januari 2020 is werknemer elders in dienst getreden. Met ingang van 1 januari 2020 is X bij werkgeefster in dienst getreden. Werknemer heeft verzocht werkgeefster te veroordelen een billijke vergoeding te voldoen op grond van artikel 7:682 lid 4 sub b BW. Tussen partijen is in geschil of werkgeefster, met het in dienst nemen van X, de wederindiensttredingsvoorwaarde ex artikel 7:682 lid 4 BW heeft geschonden.
Oordeel
Vooropgesteld wordt dat de omstandigheid dat de functiebenamingen van de functie van werknemer enerzijds en de functie van X anderzijds verschillen en, voor zover daarvan al sprake is, X de bedrijfseigendommen van werknemer heeft overgenomen en X op de fysieke werkplek van werknemer is komen te zitten, voor de beoordeling van het verzoek van werknemer niet van belang zijn. Evenmin is in dit verband de herplaatsingsplicht van werkgeefster aan de orde. Ter beoordeling staat immers de vraag of de feitelijke werkzaamheden die door werknemer tijdens zijn dienstverband bij werkgeefster werden uitgevoerd en door X momenteel worden uitgevoerd verschillen. Door partijen zijn de functieprofielen van ‘Manager afdeling Logistics’ en ‘Senior Operator Logistics/Commercial Manager’, waarvan de inhoud niet is weersproken, in het geding gebracht. Hieruit kan naar het oordeel van de kantonrechter echter niet worden afgeleid dat sprake is van dezelfde werkzaamheden, nu er duidelijk verschillen zijn te zien, met name in de werkzaamheden, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van beide functies. Daar waar de functie van Senior Operator meer gericht lijkt te zijn op externe werkzaamheden, lijkt de functie van Manager Logistics op de interne bedrijfsvoering gericht te zijn. Voorts heeft werkgeefster ter zitting aangevoerd dat ook het salaris van X lager is dan het salaris van werknemer bij werkgeefster. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de kantonrechter niet komen vast te staan dat X dezelfde werkzaamheden uitvoert als werknemer. Nu ingevolge artikel 150 Rv de bewijslast op werknemer rust, zal werknemer conform zijn bewijsaanbod toegelaten worden tot het leveren van nader bewijs. De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.