Naar boven ↑

Rechtspraak

Pointer c.s./Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek c.s.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 8 december 2020
ECLI:NL:GHARL:2020:10274
Werkgever met verschillende bv’s heeft niet kunnen bewijzen dat zij vanaf de oprichting tot 2002 niet is aan te merken als werkgever in de Metaal en Techniek. Niet blijkt dat de verrichte werkzaamheden buiten de kwalitatieve criteria van de bedrijfstakregelingen vallen. Hoofdelijke aansprakelijkheid voor betaling van achterstallige premies.

Feiten

X heeft in 1983 uit een faillissement een fietsenfabriek overgenomen en hij is daarmee doorgestart onder de naam Rijwielfabriek Pointer B.V. Deze vennootschap hield zich bezig met vervaardiging en verkoop van rijwielen en gold als werkgever in de Metaal en Techniek in de zin van de Bedrijfstakregelingen. In 1990-1991 is X overgegaan tot een herstructurering. Rijwielfabriek Pointer heeft haar naam met ingang van 27 juni 1991 gewijzigd in Pointer Beheer B.V., waarna de door haar gedreven onderneming doorzakte in de op diezelfde datum opgerichte dochtervennootschap Pointer Rijwielen B.V. Pointer Beheer heeft sedert de overdracht van haar onderneming aan Pointer Rijwielen geen werknemers meer. Zij heeft alle werknemers afgemeld bij de Fondsen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat binnen de onderneming wordt voldaan aan het kwalitatieve criterium. Het hof heeft bewezen geacht in het tussenarrest dat Pointer Holding vanaf 2002 heeft te gelden als werkgever in de Metaal en Techniek. Het hof heeft voorshands bewezen geacht dat Holding dat ook was vanaf haar oprichting in 1991 tot 2002. Het hof is tot dat oordeel gekomen omdat bij de herstructurering in 1991 alle werknemers van wat eerst Rijwielfabriek Pointer heette bij de Fondsen zijn afgemeld, waarna met dat personeel is geschoven. Niet of niet correct aangemelde werknemers verrichtten, ook in dienst van Pointer Holding, nog steeds werkzaamheden die onder de werkingssfeer van de verplicht gestelde Bedrijfstakregelingen vallen. Omdat de precieze gegevens uit de administratie van Pointer Holding moeten komen maar Pointer Holding beweert dat zij geen administratie meer heeft van voor 2007, diende zij haar betwisting dat zij tot 2002 werkgever in de Metaal en Techniek was, te motiveren en dat heeft zij niet gedaan. Pointer Holding is toegelaten tot het uitdrukkelijk aangeboden tegenbewijs van de voorshands bewezen geachte stelling dat zij vanaf haar oprichting tot 2002 heeft te gelden als werkgever in de Metaal en Techniek.

Oordeel

Het hof acht Pointer Holding niet in dat tegenbewijs geslaagd. Uit de getuigenverklaring van A blijkt dat werknemers van de Holding ‘iets in de fietsenfabriek deden’. Niet blijkt dat de door hen verrichte werkzaamheden buiten de kwalitatieve criteria van de Bedrijfstakregelingen vallen. Uit het feit dat de getuige moet erkennen dat de overgelegde lijst van werknemers onvolledig is en hij niet kan aangeven of er nog meer namen ontbreken, volgt bovendien dat de te berekenen verhouding in overeengekomen arbeidsuren tussen wel en niet bij metaal- en techniekwerk betrokken werknemers niet met enige mate van zekerheid over de juistheid ervan op basis van zijn verklaring is vast te stellen. Daarmee ontzenuwt de getuigenverklaring van A niet dat Pointer Holding in de hier van belang zijnde periode werkgever in de Metaal en Techniek was. De bedoelde verklaring is onmiskenbaar door een ander dan A opgesteld en bevat opmerkingen die minst genomen wijzen op een samenwerking bij het opstellen ervan. Zo wordt gemeld dat ‘we’ overzichten hebben opgesteld van personeel en het type werk, terwijl A op dat laatste zelf geen zicht had. Het hof leest overigens onder punt 8 dat vijf van de zes werknemers die volgens punt 5 van dit stuk op 1 januari 1992 bij de Holding in dienst kwamen, regelmatig bij Pointer Rijwielen werkten. Hiervoor geldt hetzelfde als al is overwogen met betrekking tot de kwalitatieve en kwantitatieve criteria. Het stuk draagt niet bij aan het te leveren tegenbewijs en ondersteunt eerder dat Pointer Holding vanaf haar oprichting mag worden aangemerkt als werkgever in de Metaal en Techniek. Ook de getuigenverklaring van E draagt niet bij aan tegenbewijs. E heeft niet uitgelegd wat hij uit eigen wetenschap of waarneming kan verklaren over de situatie voordat hij in dienst trad. Het hof wil wel aannemen dat E bij het opstellen van de bijlagen zijn geheugen en dat van anderen heeft geraadpleegd en gebruik heeft gemaakt van administratie bij de assurantietussenpersoon, maar als getuige heeft E niets gezegd over de concrete werkzaamheden waarvoor personeel van de Holding bij Pointer Rijwielen werd ingezet. Zijn verklaring werpt dan ook geen ander licht op wat hiervoor is overwogen over de kwalitatieve criteria. Zijn verklaring is voor conclusies over de kwantitatieve criteria niet bruikbaar genoeg, alleen al gelet op de onvolledigheid van de personeelslijst. Het hof is tot het oordeel gekomen dat Pointer Holding al vanaf haar oprichting in 1991 is aan te merken als werkgever in de Metaal en Techniek en met Pointer Rijwielen hoofdelijk aansprakelijk is voor betaling aan de Fondsen van achterstallige premies met rente, kosten/boete over de periode vanaf 1992 tot en met maart 2017.