Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 4 december 2020
ECLI:NL:RBMNE:2020:5485
Feiten
Werknemer is op 1 oktober 1983 in dienst getreden bij de Gemeente in de functie van planner-werkvoorbereider. Op 25 februari 2017 is werknemer uitgevallen wegens ziekte en hij is vervolgens langdurig arbeidsongeschikt gebleven. Het UWV heeft aan werknemer met ingang van 25 februari 2019 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Werknemer heeft vanaf april 2019 op kosten van de Gemeente een opleiding voor personenvervoer gevolgd. Bij besluit van 16 december 2019 heeft de Gemeente aan werknemer met ingang van 1 maart 2020 eervol ontslag verleend wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Werknemer heeft op 27 januari 2020 tegen dit besluit bezwaar gemaakt en ook verzocht om transitievergoeding. De Gemeente heeft op 22 april 2020 bij beslissing op bezwaar besloten dat het besluit van 16 december 2019 tot ontslag zonder toekenning van een transitievergoeding gerechtvaardigd is genomen. In deze beslissing op bezwaar heeft de Gemeente opgemerkt dat tegen de afwijzing van het verzoek om een transitievergoeding toe te kennen geen beroep openstaat en werknemer zich daarvoor tot de civiele rechter dient te wenden. Werknemer verzoekt de Gemeente te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 54.881,13.
Oordeel
Ontvankelijkheid
De kantonrechter overweegt dat in deze procedure de vraag is of de aanstelling van werknemer per 1 januari 2020 is omgezet in een arbeidsovereenkomst en of werknemer dientengevolge recht heeft op een transitievergoeding. De kantonrechter overweegt dat de memorie van toelichting bij artikel 16 Ambtenarenwet de situatie beschrijft dat een ontslagbesluit voor de inwerkingtreding van de Wnra is genomen en na die inwerkingtreding wordt vernietigd. In dat geval wordt de door de vernietiging van het ontslagbesluit herleefde aanstelling met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 omgezet in een arbeidsovereenkomst. Eventuele uit die arbeidsovereenkomst voortvloeiende geschillen kunnen dan ter beoordeling aan de kantonrechter worden voorgelegd. Het ontslagbesluit van de Gemeente is weliswaar niet vernietigd, maar daarin staat wel dat het ontslag zal ingaan op 1 maart 2020, wat wil zeggen na de inwerkingtreding van de Wnra. Omdat het verzoek van werknemer betrekking heeft op de rechtsverhouding tussen partijen na 1 januari 2020, en werknemer zich baseert op een arbeidsovereenkomst, acht de kantonrechter hem ontvankelijk in zijn verzoek. Hierbij speelt ook een rol dat de Gemeente hem in haar beslissing op bezwaar naar de civiele rechter heeft verwezen.
Aanstelling omgezet in een arbeidsovereenkomst
Naar het oordeel van de kantonrechter is de aanstelling van werknemer niet omgezet in een arbeidsovereenkomst. Uit artikel 16 Ambtenarenwet blijkt dat de Wnra, die de aanstelling van de ambtenaar omzet in een arbeidsovereenkomst, geen invloed heeft op de geldigheid van zulke besluiten en evenmin op de wijze waarop tegen zulke besluiten kan worden opgekomen. De uitzondering uit artikel 16 Ambtenarenwet doet zich hier niet voor. Zo is het ontslagbesluit van de Gemeente onherroepelijk en het bezwaar ongegrond verklaard. Voor het ontslagbesluit hoefde dus niets meer te gebeuren, waardoor geen sprake is van een, zoals in de memorie van toelichting beschreven, door vernietiging van het ontslagbesluit herleefde aanstelling die met terugwerkende kracht is omgezet in een arbeidsovereenkomst. Naar het oordeel van de kantonrechter gaat de overgangsbepaling van artikel 16 Ambtenarenwet verder dan werknemer heeft betoogd en heeft deze ook als gevolg dat op een aanstelling – die is beëindigd door middel van een vóór 1 januari 2020 genomen besluit, waarbij het ontslag na 1 januari 2020 ingaat – het recht van toepassing is dat vóór 1 januari 2020 gold (en niet het BW). Gelet hierop zal het verzoek van werknemer worden afgewezen.