Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 28 januari 2021
ECLI:NL:GHSHE:2021:237
Hof legt bij tussenbeschikking een deskundigenbericht op over de vraag of werknemer in staat was zijn werk te verrichten.

Feiten

Werknemer is sinds 1 januari 2017 in dienst van werkgeefster. Op 26 november 2018 heeft werknemer zich ziek gemeld. Werknemer is vanaf 6 augustus tot en met 3 september 2019 opgenomen geweest in een psychiatrische afdeling van een ziekenhuis te Sittard-Geleen. In eerste aanleg heeft werkgeefster verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens verwijtbaar handelen van werknemer. De kantonrechter heeft het verzoek gehonoreerd en de arbeidsovereenkomst ontbonden per 30 augustus 2019. In hoger beroep verzoekt werknemer het hof de ontbindingsdatum te wijzigen wegens het niet in aanmerking nemen van de volledige opzegtermijn en toekenning van de transitievergoeding. Bij de tussenbeschikking heeft het hof overwogen dat een deskundigenonderzoek noodzakelijk is en dat het hof voornemens is om een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige als deskundigen te benoemen. Werknemer geeft te kennen dat ten minste een psychiater en een psycholoog tot deskundige benoemd worden.

Oordeel

Het hof volgt werkgeefster in haar voorstel om allereerst het deskundigenadvies van een verzekeringsarts in te winnen alvorens eventueel een arbeidsdeskundige te benoemen. In de tussenbeschikking heeft het hof vier vragen opgesteld, ervan uitgaande dat een gezamenlijke opdracht zou worden verstrekt aan een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. Gelet op de terechte opmerking van werkgeefster dat dit wellicht tot onnodige kosten leidt, zal het hof deze vragen handhaven, maar de te benoemen deskundige daarbij het volgende in overweging geven. De deskundige dient (vooralsnog) de vragen te beantwoorden zonder raadpleging van een arbeidsdeskundige. Het hof ziet daartoe (vooralsnog) mogelijkheid gelet op het feit dat twee beoordelingen van een bedrijfsarts en een deskundigenbeoordeling van het UWV reeds hebben plaatsgevonden. De reden om een deskundige te benoemen is met name daarin gelegen dat bij die beoordelingen geen rekening is gehouden met informatie uit de behandelende sector. Dat zal alsnog moeten gebeuren. De deskundige zal met name moeten bezien of de informatie van de behandelende sector aanleiding had moeten geven voor een ander oordeel door de bedrijfsarts en/of deskundige van het UWV. Wanneer de deskundige het noodzakelijk acht dat een arbeidsdeskundige wordt benoemd, dan dient de deskundige dat in zijn rapport aan te geven. De deskundige wordt gewezen op het inzage- en blokkeringsrecht van werknemer. Voor de volledigheid wijst het hof er voorts op dat gegevens die door de ene partij aan de deskundige worden verschaft, tegelijkertijd in afschrift of ter inzage worden verstrekt aan de wederpartij. Dit geldt echter niet onverkort voor medische gegevens. Het hof bepaalt het voorschot op de kosten van de (thans als eerste te benoemen) deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € 7.840,80 inclusief btw (€ 6.480 excl. btw). Het hof zal het voorschot ten laste van werkgeefster brengen. Indien de deskundige voorziet dat de kosten hoger gaan uitvallen dan het begrote bedrag dient daartoe vooraf, met begroting van de meerkosten, schriftelijk toestemming van het hof te worden verkregen. In de eindbeschikking zal een definitieve beslissing worden genomen over de betaling van de kosten van de deskundigen. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.