Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 12 januari 2021
ECLI:NL:GHAMS:2021:17
Feiten
Bij het tussenarrest heeft het hof werkneemster in de gelegenheid gesteld enkele daarin met namen genoemde personen als getuigen te doen horen met betrekking tot haar (door haar te bewijzen) stelling dat omstreeks 10 februari 2015 tussen haar en Verbo is overeengekomen dat de arbeidsduur veertig uur per week zou bedragen.
Oordeel
Het hof is van oordeel dat werkneemster met deze verklaringen – nog afgezien van het feit dat haar eigen getuigenverklaring op grond van het bepaalde in artikel 164 lid 2 Rv slechts mag strekken ter aanvulling van onvolledig bewijs – niet in haar bewijslevering is geslaagd. Volgens werkneemster is de gestelde afspraak gemaakt op 10 februari 2015, bij C thuis. Zij is echter de enige getuige die dit heeft verklaard. C heeft als getuige de gestelde afspraak categorisch ontkend en D heeft verklaard dat werkneemster op 10 februari 2015 niet bij haar en C thuis is geweest. Omdat werkneemster niet in haar bewijslevering is geslaagd, kan zij geen aanspraak maken op meer loon over de periode van 10 februari 2015 tot 1 december 2015 dan haar reeds door Verbo is betaald. Haar loonvordering is bij het bestreden vonnis in conventie dan ook terecht afgewezen.