Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 28 januari 2021
ECLI:NL:GHSHE:2021:249
Tussen werkgever en werknemer heeft nooit een arbeidsrelatie bestaan, zodat het verzoek van werknemer tot betaling van de transitievergoeding wordt afgewezen. Vordering gericht tot de verkeerde entiteit.

Feiten

Werkgeefster is enig aandeelhouder en bestuurder van de vennootschap. Werkgeefster voert tevens een eenmanszaak. Op 31 oktober 2018 heeft de vennootschap bij het UWV een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van toestemming tot het mogen opzeggen van de arbeidsovereenkomst met werkneemster op bedrijfseconomische gronden. Op 22 november 2018 heeft het UWV aan de vennootschap toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Bij brief van 27 november 2018 heeft de vennootschap de arbeidsovereenkomst met werkneemster per 1 april 2019 opgezegd. Werkneemster heeft in eerste aanleg verzocht werkgeefster te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding. Bij verstek is het verzoek toegewezen. Bij wijze van een incidenteel verzoek heeft werkgeefster in hoger beroep verzocht de bestreden beschikking te schorsen. Het hof heeft bij beschikking van 28 november 2019 de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking geschorst voor de duur van dit hoger beroep. Werkgeefster concludeert in appèl tot vernietiging van de bestreden beschikking en afwijzing van de verzoeken van werkneemster. Zij voert daartoe aan dat tussen werkneemster en werkgeefster nooit een arbeidsrelatie heeft bestaan.

Oordeel

Het hof overweegt als volgt. Werkgeefster heeft in hoger beroep voldoende gemotiveerd betwist dat sprake is geweest van een dienstverband tussen werkgeefster en werkneemster. Zij heeft onderbouwd dat tussen de vennootschap en werkneemster vanaf 5 juni 2001 een arbeidsovereenkomst heeft bestaan die inmiddels na opzegging door de vennootschap is geëindigd. Werkneemster heeft de beslissing van het UWV op de door de vennootschap aangevraagde ontslagaanvraag in het geding gebracht, zodat vaststaat dat werkneemster ervan op de hoogte was dat de aanvraag is ingediend door de vennootschap en niet door de eenmanszaak of werkgeefster in privé. Ook heeft werkneemster de opzegging aanvaard, zodat aangenomen kan worden dat zij kennis heeft genomen van de ontslagbrief van de vennootschap. Werkgeefster heeft voorts met de loonspecificaties en jaaropgave verstrekt door de vennootschap en een afschrift van betalingen gedaan door de vennootschap onderbouwd dat tijdens het dienstverband door de vennootschap uitvoering is gegeven aan de arbeidsovereenkomst. Noch de door werkneemster in eerste aanleg in het geding gebrachte stukken, noch haar verzoekschrift bieden aanknopingspunten voor haar stelling dat sprake zou zijn van een dienstverband tussen werkgeefster en werkneemster. Andere omstandigheden op grond waarvan werkgeefster zou kunnen worden aangesproken voor enige verplichting van de vennootschap uit hoofde van de beëindigde arbeidsovereenkomst zijn gesteld noch gebleken. Gelet op het voorgaande komt het verzoek van werkgeefster tot vernietiging van de bestreden beschikking voor toewijzing in aanmerking.