Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 29 november 2017
ECLI:NL:RBNHO:2017:11725
Feiten
Werknemer heeft bij dagvaarding van 30 juni 2017 een vordering ingesteld en daarbij tevens een voorlopige voorziening gevorderd. Expro North Sea Limited (hierna: Expro) heeft geantwoord en op de provisionele vordering gereageerd. Op 26 oktober 2017 heeft werknemer zijn eis in het incident vermeerderd. Het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen is op 1 november 2017 ter zitting behandeld. Ten slotte is bepaald dat vandaag vonnis in het incident wordt gewezen. In de hoofdzaak vordert werknemer veroordeling van Expro tot betaling van een bedrag ad € 792.259,08 en een verklaring voor recht. In het incident vordert werknemer kort gezegd dat de kantonrechter bij wijze van provisionele vorderingen Expro veroordeelt aan werknemer een afschrift te verstrekken van alle correspondentie over het onderzoek naar de arbeidsvoorwaarden van werknemer in vergelijking met medewerkers die rechtstreeks bij de NAM in dienst zijn, welk onderzoek op (of rond) 15 september 2016 en/of 27 juli 2017, alsook van eventuele eerdere onderzoeken, op verzoek van Expro heeft plaatsgevonden. Daarnaast verzoekt werknemer een afschrift van alle prijsafspraken (en alle correspondentie daarover) die jaarlijks gemaakt zijn tussen Expro en de NAM aangaande het inlenen van werknemer.
Oordeel
Ter zitting heeft Expro toegezegd de correspondentie in de periode op of rond 15 september 2016 en op of rond 27 juli 2017 tussen Expro en de NAM aan de gemachtigde van werknemer ter beschikking te stellen. Op 8 november 2017 heeft de gemachtigde van werknemer bevestigd dat Expro aan deze toezegging gevolg heeft gegeven. Ter zitting heeft Expro betoogd dat er geen eerdere onderzoeken naar de arbeidsvoorwaarden van werknemer hebben plaatsgevonden. Werknemer heeft vervolgens niet aannemelijk gemaakt dat er op eerdere data wel onderzoek is verricht. Dit gedeelte van de vordering van werknemer wordt dan ook afgewezen. Naar het oordeel van de kantonrechter is een behoorlijke rechtsbedeling ook gewaarborgd zonder de verschaffing van de door werknemer gewenste prijsafspraken tussen Expro en de NAM. Werknemer stelt in de hoofdzaak ter onderbouwing van zijn vordering dat hij in vergelijking met vergelijkbare werknemers die rechtstreeks in dienst zijn bij de NAM wordt onderbetaald. Deze stelling kan afdoende worden onderbouwd met gegevens over de functie van werknemer en de maatman in dienst van de NAM en diens beloning, de loonschalen uit de cao en de feitelijk aan werknemer uitbetaalde bedragen. De prijsafspraken die de NAM maakt met Expro over het inlenen van werknemer zijn voor de onderbouwing van de stellingen van werknemer niet of nauwelijks relevant. Bovendien beschikt werknemer al over de prijsafspraken over 2013 zodat hij daaruit de conclusies kan trekken die hem geraden voorkomen. Het belang van Expro (en de NAM), dat is gelegen in het bewaren van geheimhouding over de gemaakte prijsafspraken, dient hier te prevaleren. Met betrekking tot de hoofdzaak bestaat behoefte aan nadere inlichtingen waarvoor een zitting wordt gelast om partijen zelf te horen.