Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 18 maart 2021
ECLI:NL:GHSHE:2021:781
Feiten
Werknemer is sinds 14 mei 1993 werkzaam bij (de rechtsvoorgangers van) werkgeefster. Hij is thans in dienst in de functie van bedrijfsleider. Op 9 augustus 2019 heeft werknemer een arbeidsongeval gehad en sindsdien is hij arbeidsongeschikt. Daarna hebben medewerkers hem beschuldigd van (kort gezegd) seksuele intimidatie. In een gesprek van 16 september 2019 heeft werknemer betwist dat daarvan sprake was. Werkgeefster heeft in eerste aanleg verzocht de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden vanwege ernstig verwijtbaar handelen van werknemer. De kantonrechter heeft het ontbindingsverzoek afgewezen, omdat niet is gebleken van enig verwijtbaar handelen van werknemer. Werkgeefster verzoekt in hoger beroep alsnog ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar nu uitsluitend op grond van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding (g-grond).
Oordeel
Het hof oordeelt als volgt. Werknemer, die de functie van bedrijfsleider bekleedt, wordt door medewerkers van werkgeefster beschuldigd van seksuele intimidatie. Werknemer weerspreekt die beschuldigingen echter. Het hof is op grond van de inhoud van de stukken en van wat ter zitting is besproken van oordeel dat er sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, gezien hetgeen partijen nog steeds en onverkort over de gang van zaken verdeeld houdt. Zij hebben geprobeerd om door mediation tot elkaar te komen, maar dat heeft niet tot resultaat geleid. Het hof wijst het ontbindingsverzoek op de g-grond toe en ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 april 2021. Werknemer heeft het hof verzocht om werkgeefster in geval van ontbinding te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 10.000 bruto, over welk bedrag geen discussie bestaat. Het hof veroordeelt werkgeefster deze vergoeding te betalen.