Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 16 maart 2021
ECLI:NL:GHARL:2021:2488
Feiten
Werknemer is op 25 februari 2013 als algemeen medewerker bij Alami Vis in dienst getreden. Op zaterdagochtend 13 juli 2013 is werknemer geopereerd aan zijn linkerhand. Werknemer heeft een ZW-uitkering ontvangen en aansluitend een WIA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Volgens werknemer heeft hij de verwonding aan zijn hand opgelopen tijdens zijn werk bij Alami Vis. Bij het vervangen van de messen van de visfileermachine raakte een mes in onbalans. Bij het in een reflex opvangen van het vlijmscherpe mes, raakte het mes zijn linkerhand en werden drie vingers grotendeels doorgesneden. Alami Vis c.s. hebben bestreden dat werknemer de snijwond tijdens zijn werkzaamheden heeft opgelopen. In het tussenvonnis van 18 december 2019 heeft de kantonrechter geoordeeld dat werknemer heeft bewezen dat hij gewond is geraakt in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor Alami Vis. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat Alami Vis is tekortgeschoten in de op haar rustende zorgplicht en dat van opzet of bewuste roekeloosheid bij werknemer geen sprake is. Verder oordeelde de kantonrechter dat het voor het vaststellen van de aard en omvang van de schade noodzakelijk en gewenst is dat één of meer medische deskundigen worden benoemd. In het tussenvonnis van 29 januari 2020 heeft de kantonrechter tussentijds hoger beroep opengesteld tegen het tussenvonnis van 18 december 2019. Volgens het hof heeft werknemer het door hem te leveren bewijs dat hij bij zijn werkzaamheden voor Alami Vis gewond is geraakt wel geleverd, maar moeten Alami Vis c.s. de gelegenheid krijgen daar tegenbewijs tegen te leveren.
Oordeel
Zorgplicht, causaal verband en opzet of bewuste roekeloosheid
Volgens Alami Vis c.s. is het aan werknemer om aan te tonen dat de veiligheidspal ontbrak. Dit betoog van Alami Vis c.s. is onjuist. De stelplicht en bewijslast dat Alami Vis aan de op haar rustende zorgplicht heeft voldaan, rusten op Alami Vis c.s. In dit geval heeft werknemer het verweer van Alami Vis c.s. dat Alami Vis aan haar zorgplicht heeft voldaan concreet betwist door aan te geven dat de veiligheidspal van de visfileermachine ontbrak, omdat deze was verwijderd. Voor het verweer van Alami Vis c.s. dat geen sprake is van causaal verband tussen de onveiligheid van de machine en het ongeval geldt hetzelfde. De stelplicht en bewijslast betreffende dit verweer rusten op Alami Vis c.s. Alami Vis c.s. hebben op geen enkele wijze duidelijk gemaakt waarom het mes ook zou zijn gevallen wanneer wel een veiligheidspal aanwezig zou zijn geweest. De juistheid van die stelling ligt, gelet op de functie van een veiligheidspal, ook niet voor de hand, zodat een onderbouwing ervan des te meer noodzakelijk was. Bovendien hebben Alami Vis c.s. ook op dit punt geen concreet bewijsaanbod gedaan. De conclusie is dat Alami Vis c.s. hun verweer dat zij op het punt van de veiligheid van de machine aan hun zorgplicht hebben voldaan en dat geen sprake is van causaal verband tussen het ongeval en de tekortschietende veiligheid van de machine, onvoldoende hebben onderbouwd, zodat dat verweer geen stand houdt.
Arbeidsongeval of niet
Al met al heeft werknemer naar het oordeel van het hof voorshands bewezen dat hij op 13 juli 2013 bij zijn werkzaamheden voor Alami Vis een arbeidsongeval heeft gehad. Dat hij die dag een arbeidsongeval heeft gehad bij visfileerwerkzaamheden staat naar het oordeel van het hof, gelet op de medische stukken in combinatie met de diverse getuigenverklaringen voldoende vast. Het ligt voor de hand dat indien werknemer op 13 juli 2013 een arbeidsongeval heeft gehad bij het verrichten van visfileerwerkzaamheden, dat ongeval zich heeft voorgedaan bij het bedrijf waar hij op dat moment in dienst was, Alami Vis. Deze voor de hand liggende gedachte wordt ondersteund door de verklaringen van werknemer zelf, als partijgetuige, wiens verklaring op belangrijke punten wordt ondersteund door de verklaringen van twee andere getuigen, door twee schriftelijke verklaringen en een bandopname. Dit bewijs wordt op belangrijke onderdelen weersproken door de getuigenverklaringen van vier anderen, maar twee van hen zijn ook partij en hebben dus een eigen belang bij hun verklaring. Bovendien bieden deze verklaringen geen antwoord op de wel relevante vraag waar werknemer zijn verwondingen heeft opgelopen wanneer dat niet bij Alami Vis is gebeurd. Dat geldt ook voor de drie schriftelijke verklaringen, die vrijwel gelijkluidend zijn en weinig gedetailleerd. De suggestie van Alami Vis c.s. dat het ongeval kan hebben plaatsgevonden bij een andere werkgever van werknemer (waar wel op zaterdagen werd gewerkt) is met deze verklaringen dan ook nog niet bewezen. Het hof zal Alami Vis c.s. toelaten tot het leveren van tegenbewijs, zoals zij ook aanbieden.