Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 9 maart 2021
ECLI:NL:GHSHE:2021:687
Feiten
X is in dienst geweest van Y B.V. In 2014 is hij op staande voet ontslagen. In verband met enkele feiten die aan het ontslag op staande voet ten grondslag hebben gelegen, is X strafrechtelijk vervolgd voor verduistering van diverse zaken in dienstbetrekking. Bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 oktober 2017 is X daarvan vrijgesproken. Y B.V. heeft in januari 2019 na een anonieme tip MIRA Recherche & Adviesbureau te Eersel (hierna: MIRA) verzocht onderzoek te doen naar diefstal van de dieselolie. Naar aanleiding van deze observaties is X op 23 maart 2019 op heterdaad aangehouden bij het stelen van diesel uit een brandstoftank van Y B.V. X was daarbij in het bezit van de digitale sleutel met een bepaald sleutelnummer en had zich daarmee toegang verschaft tot het terrein van Y B.V. MIRA heeft op 24 maart 2019 rapport uitgebracht van haar bevindingen. In een proces-verbaal van bevindingen van 24 maart 2019 heeft de politie verslag gedaan van onderzoek in een garagebox en de woning van X. X is diverse malen verhoord door de politie, waarbij hij zich voornamelijk beriep op zijn zwijgrecht. Bij vonnis van de politierechter Zeeland-West-Brabant is X wegens diefstal, gepleegd in de periode van 23 februari 2019 tot en met 23 maart 2019, veroordeeld tot een werkstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. In eerste aanleg heeft Y B.V. gevorderd dat X wordt veroordeeld om € 355.505,17 aan haar te betalen, met de werkelijke advocaatkosten, de kosten van MIRA, de beslagkosten, de proceskosten en de nakosten, alles met wettelijke rente. In het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vordering van X toegewezen, behalve wat betreft de ingangsdatum van de wettelijke rente over het bedrag van € 355.505,17 en de werkelijke advocaatkosten. In hoger beroep heeft X geconcludeerd tot gedeeltelijke vernietiging van het bestreden vonnis en tot veroordeling van X om haar onder meer te betalen een bedrag van € 374.143,54, met de wettelijke rente vanaf iedere dag dat X zich de diesel heeft toegeëigend alsmede de werkelijke advocaatkosten.
Oordeel
Het staat vast dat X diesel van Y B.V. heeft gestolen en daarmee onrechtmatig jegens Y B.V. heeft gehandeld, wat hem verplicht tot schadevergoeding. Het gaat in deze zaak echter niet alleen om het begroten van schade. Er is immers ook een geschil over de feiten die onderdeel zijn van het onrechtmatig handelen, namelijk hoe vaak X op het terrein van Y B.V. is geweest om diesel te stelen.
Diefstal van diesel over periode voor en vanaf 8 april 2017
Bij zijn aanhouding was X in het bezit van de digitale reservesleutel. Met deze sleutel had X toegang tot het terrein van Y B.V. en tot de brandstofvoorraad van Y B.V. Y B.V. heeft aannemelijk gemaakt dat de sleutel op zondag 8 april 2017 is gestolen. Deze sleutel is een reservesleutel die alleen was bedoeld voor gebruik bij calamiteiten en die niet op naam van een medewerker was geregistreerd. Dit kan verklaren waarom de sleutel niet werd vermist en geblokkeerd. In het iLOQ-sleutelsysteem is geregistreerd dat in de periode van 8 april 2017 tot de aanhouding van X 216 keer gebruik is gemaakt van de sleutel om toegang te verkrijgen tot het terrein van Y B.V., steeds of grotendeels buiten de normale werktijden in het weekend. Dit maakt in de omstandigheden van dit geval aannemelijk dat de sleutel vanaf 8 april 2017 niet is gebruikt voor het doel waarvoor deze was bestemd. Als onvoldoende weersproken mag worden aangenomen dat X vanaf 8 april 2017 216 keer de sleutel heeft gebruikt om zich toegang te verschaffen tot het terrein van Y B.V. In de regel zal de sleutel bij elk ‘bezoek’ twee keer zijn gebruikt, namelijk bij het inrijden en bij het uitrijden. Dit brengt mee dat mag worden aangenomen dat X in die periode zich 108 keer toegang tot het terrein van Y B.V. heeft verschaft. Er is gesteld noch gebleken dat X daarbij een ander doel had dan om diesel te stelen. Het hof houdt het daarom ervoor dat X in die periode 108 keer diesel van Y B.V. heeft gestolen. Er zijn andere feiten en omstandigheden die deze conclusie ondersteunen. Wat betreft de hoeveelheid diesel die X van Y B.V. heeft gestolen in de periode van 8 april 2017 tot en met de dag van zijn aanhouding, leveren de tellerstanden van het PIUSI-tankpistool een concrete aanwijzing op: 157.198 en 24.390 liter, dat is in totaal 181.588 liter. Een andere concrete aanwijzing levert de opslagcapaciteit van circa 1800 liter op die X bij zijn aanhouding ter beschikking had. Het hof houdt het daarom ervoor dat X bij elke diefstal ongeveer 1.800 liter aan diesel wegnam. Dat is in totaal ongeveer 194.400 liter (108 keer 1.800 liter). Voor het verschil tussen de gevonden tellerstand van in totaal 181.588 liter en de maximale hoeveelheid diesel bij de meegevoerde opslagcapaciteit van in totaal 194.400 liter, zijn verschillende verklaringen mogelijk. Het hof schat met toepassing van artikel 6:97 BW de totale hoeveelheid gestolen diesel in de periode van 8 april 2017 tot en met de dag van de aanhouding van X op 187.994 liter. Dat is de gevonden tellerstand, vermeerderd met de helft van het verschil tussen deze tellerstand en de maximale opslagcapaciteit. Nu het verweer van X als onvoldoende toegelicht en onderbouwd wordt gepasseerd, komt hij ook niet toe aan het leveren van tegenbewijs. Het hof is van oordeel dat Y B.V. onvoldoende heeft gesteld om aan te nemen dat X in de periode vóór 8 april 2017 diesel van Y B.V. heeft gestolen volgens de opgaaf van Y B.V. Y B.V. komt op dit punt dan ook niet toe aan het leveren van bewijs.
Schadebedrag
Bij het bepalen van het schadebedrag is Y B.V. uitgegaan van een gemiddelde dieselprijs van € 1,41 per liter. Op dit punt heeft X geen (gemotiveerd) verweer gevoerd, zodat het hof hiervan uitgaat. De te betalen schadevergoeding wordt dan € 265.071,54. Het staat vast dat X € 1.866,80 aan Y B.V. heeft betaald, zodat € 263.204,74 resteert, te vermeerderen met de wettelijke rente over telkens € 2.454,37 vanaf iedere dag dat X in de periode van 8 april 2017 tot en met 23 maart 2020 diesel heeft gestolen, zoals blijkt uit de registraties in het iLOQ-systeem van Y B.V., tot de dag van betaling. De kosten van MIRA komen als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid ten laste van X.