Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 2 april 2021
ECLI:NL:RBAMS:2021:1668
Feiten
Werknemers waren allen tot 1 juli 2008 bij Artis werkzaam als ambtenaar. Met ingang van 1 juli 2008 hebben werknemers hun arbeidsverhouding met Artis voortgezet op basis van een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst. Vanaf dat moment was op de arbeidsovereenkomst de Leisure Cao van toepassing. Daarbij zijn Artis en de vakbonden een overgangsregeling overeengekomen: het Overgangsreglement, dat op werknemer van toepassing werd. Na afloop van de Leisure Cao 2011-2012 is geen nieuwe cao afgesloten, wel is er een personeelsgids opgesteld, die (na overleg met de OR) aan het personeel is verstrekt. Werknemers hebben een verklaring ondertekend dat zij de gids in ontvangst hebben genomen en zich op de hoogte stellen van de inhoud. In de personeelsgids is een wijzigingsbeding opgenomen. Door de coronacrisis halveerde in 2020 het aantal bezoekers van Artis, het aantal verkochte dagkaarten nam met 63% af. Artis heeft vervolgens aangegeven dat zij moet gaan inkrimpen. Per brief d.d. 3 november 2020 heeft Artis laten weten dat de OR een positief advies heeft uitgebracht over de voorgenomen reorganisatie en harmonisatie. Die harmonisatie zou inhouden dat alle werknemer gelijksoortige arbeidsvoorwaarden zouden krijgen zoals beschreven in de personeelsgids. Het Overgangsreglement zou definitief komen te vervallen. Artis heeft de Overgangsregeling per 1 januari 2021 aan de betrokken vakbonden opgezegd. Werknemers hebben zich tegen de wijzigingen verzet, maar Artis heeft de wijzigingen desondanks doorgevoerd. Werknemers vorderen dat Artis wordt veroordeeld alle arbeidsvoorwaarden uit het Overgangsreglement en de Leisure Cao te handhaven.
Oordeel
De centrale vraag die in deze zaak moet worden beantwoord is of Artis de arbeidsvoorwaarden van werknemers per 1 januari 2021 mocht wijzigen.
Eenzijdig wijzigingsbeding
Naar het oordeel van de kantonrechter is ten aanzien van de Overgangsregeling en de Leisure CAO geen rechtsgeldig wijzigingsbeding met werknemers overeengekomen. Een werknemer moet schriftelijk akkoord gaan met een dergelijk beding. Dat is hier niet gebeurd, nu werknemers slechts “voor ontvangst” van de Personeelsgids hebben getekend. Dat zou mogelijk nog voldoende zijn als het hier ging om wijziging van arbeidsvoorwaarden uit diezelfde Personeelsgids, maar daarvan is geen sprake.
Wijziging zonder eenzijdig wijzigingsbeding
Bij het ontbreken van een eenzijdig wijzigingsbeding is een werknemer in beginsel niet gehouden voorstellen van de werkgever tot wijziging van arbeidsvoorwaarden te aanvaarden. De werkgever zal dan met werknemer(s) onderling overeenstemming over de wijziging moeten zien te bereiken. Niet is gebleken dat Artis heeft geprobeerd overeenstemming met haar werknemers te bereiken. Maar ook als zonder resultaat met de werknemers onderhandeld was, zou het oordeel voorshands zijn dat Artis de door haar gewenste wijzigingen niet mag doorvoeren. Op basis van vaste rechtspraak zouden er drie vragen beantwoord moeten worden. In dat kader is de kantonrechter van oordeel dat het voorstel dat Artis aan de werknemers heeft gedaan niet redelijk is. De wijzigingen zien op primaire arbeidsvoorwaarden en het is een definitieve wijziging terwijl sprake is van (naar te hopen en verwachten) een tijdelijke crisis. Tot slot komt hier nog bij dat het voorstel van Artis slechts geldt voor werknemers die al voor 2008 in dienst waren en niet voor hun collega’s die daarna in dienst zijn getreden. Een rechtvaardiging daarvoor is niet gegeven. Ook het beroep op artikel 6:248 lid 2 BW leidt niet tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden. De vorderingen worden toegewezen.