Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 4 mei 2021
ECLI:NL:RBMNE:2021:1784
Vordering tot gefixeerde schadevergoeding afgewezen, aangezien werkgeefster heeft ingestemd met eerdere beƫindiging van de arbeidsovereenkomst.

Feiten

Werknemer is van 2 januari 2017 tot 1 februari 2020 in dienst geweest bij werkgeefster in de functie van loodgieter, laatstelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Werknemer heeft de arbeidsovereenkomst op 31 december 2019 opgezegd en heeft daarbij een te korte opzegtermijn gehanteerd. Werkgeefster vordert voorwaardelijk werknemer te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst.

Oordeel

De kantonrechter verwijst naar en neemt over hetgeen in het heden tussen partijen gewezen vonnis (zaaknummer 8890146, de dagvaardingsprocedure) is overwogen in r.o. 4.16 en 4.17. Aan de voorwaarde voor het instellen van de vordering is voldaan. Omdat werknemer salaris ontving per vier weken, volgt uit artikel 16 van de cao dat opgezegd moet worden tegen het einde van de vierwekenperiode. Vaststaat dat werknemer pas na aanvang van loonperiode 1, die is ingegaan op 30 december 2019, heeft opgezegd. Tussen partijen is niet in geschil dat de opzegtermijn doorliep tot de start van periode 3, op 24 februari 2020, zodat werknemer had moeten opzeggen tegen 23 februari 2020. Werknemer heeft echter opgezegd, naar de kantonrechter begrijpt, tegen 31 januari 2020. De kantonrechter heeft in de gelijktijdig met deze zaak behandelde dagvaardingsprocedure uitspraak gedaan en in r.o. 4.7.2 van dat vonnis geoordeeld dat werkgeefster heeft ingestemd met de eerdere beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Er is geen reden om in deze beschikking van een ander oordeel uit te gaan. Van een onregelmatige opzegging is dan geen sprake. Het verzoek tot toekenning van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst door werknemer zal worden afgewezen.