Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 25 mei 2021
ECLI:NL:GHSHE:2021:1519
Feiten
De vennootschap naar Litouws recht UAB Danès Perlas (hierna: Danès Perlas) is een in Litouwen gevestigde onderneming die zich hoofdzakelijk richt op scheepsbouw en reparatie van schepen. Daarnaast legt Danès Perlas zich toe op het uitlenen van gekwalificeerd scheepspersoneel aan bedrijven binnen de Europese Unie, waaronder Nederland. H & S Flexworks B.V. (hierna: H&S) is een onderneming die zich toelegt op het ter beschikking stellen van arbeidskrachten en het verzorgen van werving en selectie van personeel. Prior is een aan H&S gelieerde onderneming. Danès Perlas en H&S hebben in de loop van 2016 onderhandeld over het uitlenen van arbeidskrachten door Danès Perlas aan H&S, die vervolgens door H&S worden doorgeleend aan diens opdrachtgever VDS Staal- en Machinebouw B.V. (hierna: VDS). Ten aanzien van deze samenwerking is Danès Perlas aan te merken als uitlener, H&S als doorlener en VDS als inlener. Op 26 oktober 2016 hebben Danès Perlas, H&S en VDS een driepartijen overeenkomst gesloten getiteld ‘ORDER AGREEMENT 01-11-2016 UNTIL 31-10-2017’ (hierna: de overeenkomst). Volgens H&S is zij met Danès Perlas overeengekomen dat Danès Perlas aan haar zogenoemde A1-verklaringen (detacheringsverklaringen) moest verstrekken. Aangezien Danès Perlas dat volgens H&S niet deed, heeft zij haar betalingsverplichtingen opgeschort, waarna Danès Perlas vervolgens op 7 april 2017 per e-mail de overeenkomst met H&S heeft opgezegd omdat H&S openstaande facturen, voor een totaalbedrag van € 142.160 niet had betaald. Prior en Danès Perlas hebben een vergelijkbare overeenkomst gesloten, waarbij niet VDS maar City Jobs de derde partij was (de inlener). Op 20 juli 2018 is Danès Perlas geïnformeerd over een overdracht van vorderingen van Prior op Danès Perlas aan H&S (akte van cessie van 4 juli 2018). De kern van het geschil betreft de vraag of Danès Perlas A1-verklaringen moest verstrekken aan H&S. Danès Perlas heeft de procedure bij de rechtbank aanhangig gemaakt. De rechtbank heeft de vorderingen van Danès Perlas grotendeels toegewezen en de vorderingen van H&S afgewezen. H&S heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis.
Oordeel
Dient de uitlener de detacheringsverklaringen te verstrekken op grond van Europese regelgeving?
Uit de verordeningen betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en de wijze van toepassing hiervan volgt in welke lidstaat een werknemer die in een andere lidstaat arbeid verricht, verzekerd is voor sociale zekerheid. Uit deze verordeningen volgt ook in welke lidstaat een werknemer die voor een beperkte periode in een andere lidstaat wordt gedetacheerd (zoals in dit geval het personeel van Danès Perlas), verzekerd is voor sociale zekerheid. Uit de verordeningen blijkt van een verplichting van het bevoegde orgaan – dus niet van Danès Perlas – tot afgifte van een A1-verklaring. De betrokkene of de werkgever kán zo’n verklaring vragen. Uit deze bepaling volgt dus niet dat Danès Perlas verplicht was zo’n verklaring aan het bevoegde orgaan te vragen.
Dient de uitlener de detacheringsverklaringen te verstrekken op grond van de gesloten overeenkomst?
Het hof kan H&S niet volgen in haar standpunt dat sprake is van een leemte in de overeenkomst, aangezien in de overeenkomst specifieke bepalingen zijn opgenomen over documenten die Danès Perlas moet verstrekken aan H&S. Het gaat daarbij om documenten ter identificatie, niet om A1-verklaringen. Verder is daarbij van belang dat in de overeenkomst is opgenomen dat Danès Perlas moet voldoen aan wetgeving met betrekking tot internationale sociale zekerheid. Voor dit onderwerp is dus aandacht geweest bij het opstellen van de overeenkomst. Het hof kan H&S ook niet volgen in haar standpunt dat de overeenkomst inhoudt dat Danès Perlas A1-verklaringen aan haar moest verstrekken. Er zijn specifieke bepalingen in de overeenkomst opgenomen over administratie en te verstrekken gegevens en documenten. Hoewel H&S, ook vanwege de aard van de overeenkomst, goede redenen heeft om zich waar mogelijk in te dekken tegen eventuele ketenaansprakelijkheid, kan het hof H&S niet volgen in hetgeen zij heeft aangevoerd over een verplichting om A1-verklaringen te verstrekken. Wanneer de A1-verklaringen zo belangrijk waren voor H&S, dan had zij zich ervan moeten verzekeren dat deze in de overeenkomst waren vermeld als aan haar te verstrekken documenten. Dat geldt temeer omdat H&S zich toelegt op het ter beschikking stellen van arbeidskrachten. Zij is hierin gespecialiseerd, zodat van haar verwacht mag worden dat zij zelf precies kan aangeven welke documenten zij noodzakelijk acht om in haar eigen administratie voorhanden te hebben. Juist vanwege de aard van de overeenkomst en het risico van ketenaansprakelijkheid lag het op de weg van H&S om duidelijk te zijn over de door haar noodzakelijk geachte documenten. Klaarblijkelijk is H&S ervan uitgegaan dat het hebben van A1-verklaringen een (Europeesrechtelijke) wettelijke verplichting betreft en dat A1-verklaringen daarom moeten worden beschouwd als ‘statutory licences’. Niet valt in te zien waarom Danès Perlas daar ook van uit moest gaan. Deze onjuiste veronderstelling dient voor het ondernemersrisico van H&S te komen.