Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 22 juni 2021
ECLI:NL:GHAMS:2021:1887
Feiten
Werknemer is vanaf 1 oktober 1965 in dienst geweest bij Banque Central Populaire du Maroc (hierna: BCP). In 2009 heeft BCP naast de Marokkaanse pensioenvoorziening een aanvullende premievrije pensioenverzekering met terugwerkende kracht tot 1 januari 2001 bij Aegon afgesloten. In 2009 zijn de activiteiten van BCP overgenomen door Chaabi Bank. Het betrof een overgang van onderneming in de zin van de wet. Er is een driepartijenovereenkomst gesloten, waarin staat dat BCDM niet de pensioenaanspraken zal overnemen. Aan werknemer zullen minimaal gelijke pensioenaanspraken worden toegekend. BCP heeft werknemer voor de overgang een beëindigingsvoorstel gedaan, dat werknemer niet heeft geaccepteerd. Op 19 februari 2010 hebben werknemer en Chaabi Bank een arbeidsovereenkomst gesloten, waarin onder meer is bepaald dat voor werknemer een pensioenvoorziening wordt getroffen en werknemer een exemplaar van de personeelsgids heeft ontvangen. Werknemer is per 1 juni 2011 met pensioen gegaan. FNV heeft namens werknemer bij brief van 13 september 2011 aan BCP bericht dat werknemer in december 2009 alsnog de aangeboden beëindigingsregeling wilde accepteren, maar dat ondanks alle moeite die hij daarvoor vervolgens had gedaan, het niet tot een overeenkomst met BCP was gekomen. FNV heeft BCP verzocht aan werknemer alsnog een vertrekregeling aan te bieden en het bedrag van € 300.000 te betalen. BCP is hier niet op ingegaan. Werknemer vordert te verklaren voor recht dat Chaabi Bank is tekortgeschoten in haar verplichting als werkgever door werknemer buiten te sluiten van de vertrekregeling en niet te informeren over zijn pensioenaanspraken. Daarnaast vordert werknemer Chaabi Bank te veroordelen tot betaling van schade. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering is verjaard. Werknemer komt op tegen dit oordeel van de rechter.
Oordeel
Het hof oordeelt dat werknemer de vordering per brief d.d. 21 maart 2016 heeft gestuit. Omdat de verjaring is gestuit komt het hof toe aan een inhoudelijke beoordeling. Het hof oordeelt als volgt. Vaststaat dat werknemer het beëindigingsvoorstel van BCP van 26 oktober 2009 niet heeft geaccepteerd, omdat het voor hem financieel aantrekkelijker was om tot zijn pensioen door te werken bij Chaabi Bank. Vervolgens is werknemer eind 2009 in het kader van een overgang van onderneming ex artikel 7:662 e.v. BW van rechtswege mee overgegaan naar Chaabi Bank. Het niet-geaccepteerde beëindigingsvoorstel van BCP kan niet worden beschouwd als een recht of verplichting voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst met BCP, die door de overgang van onderneming ex artikel 7:663 BW op Chaabi Bank is overgegaan. Eventuele vorderingen uit hoofde van het beëindigingsvoorstel van BCP dienen dan ook jegens BCP te worden ingesteld.
Pensioenaanspraken
Werknemer stelt dat Chaabi Bank hem niet goed heeft geïnformeerd over zijn pensioenaanspraken. Het hof oordeelt dat Chaabi Bank heeft voldaan aan haar informatieverplichting. In de personeelsgids – waarnaar is verwezen – staat dat het (pensioen)reglement ter inzage ligt bij personeelszaken. Verder oordeelt het hof dat Chaabi Bank bij de overgang van onderneming van BCP naar Chaabi Bank werknemer heeft geïnformeerd dat hij ging deelnemen aan de pensioenregeling van Chaabi Bank bij Interpolis, conform de cao Banken. De pensioentoezeggingen van BCP zijn daarmee op grond van artikel 7:664 lid 1 aanhef en onder a BW niet van rechtswege overgegaan op Chaabi Bank. Het vonnis wordt bekrachtigd.