Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 30 december 2020
ECLI:NL:RBMNE:2020:5718
Feiten
Werknemer is op 1 januari 2019 in dienst getreden bij werkgeefster in de functie van commercieel manager. Werkgeefster heeft op 10 september 2019 aan werknemer te kennen gegeven dat zij de arbeidsovereenkomst wil beëindigen. Werknemer heeft sindsdien niet meer gewerkt. Werkgeefster heeft na september 2019 drie nieuwe medewerkers in dienst genomen, waaronder een operationeel manager. Bij brief van 6 februari 2020 heeft werkgeefster aan werknemer te kennen gegeven dat na de afwezigheid van werknemer is gebleken dat het op kantoor gelukt is om zonder werknemer te functioneren en dat zij het UWV zal verzoeken toestemming te verlenen de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen. Het UWV heeft deze toestemming niet verleend, omdat er volgens het UWV geen redelijke grond is voor ontslag en het mogelijk is werknemer te herplaatsen. Werkgeefster verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden vanwege bedrijfseconomische redenen. De kantonrechter heeft ontbinding op de a-grond niet toewijsbaar geacht. Aangezien de kantonrechter het in het belang van beide partijen acht dat aan de huidige patstelling een einde komt, heeft zij bij tussenbeschikking (zie AR 2021-0036) werkgeefster de gelegenheid gegeven haar ontbindingsverzoek aan te vullen met de g-grond en werknemer de gelegenheid gegeven daarop te reageren.
Oordeel
De kantonrechter acht de g-grond vervuld. De ernstige en definitieve verstoring van de arbeidsrelatie blijkt uit de gang van zaken sinds september 2019. Er is geen enkele aanwijzing dat partijen nog in staat zijn om een zinvolle invulling te geven aan hun arbeidsrelatie. Het ontbindingsverzoek wordt dan ook op de g-grond toegewezen. De kantonrechter bepaalt het einde van de arbeidsovereenkomst op het tijdstip waarop deze bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd. Dat is 1 februari 2020. Werknemer heeft recht op de transitievergoeding. De verstoring van de arbeidsovereenkomst is grotendeels aan werkgeefster te wijten. Werknemer is in september 2019 zonder redelijke grond vrijgesteld van werk en vanaf februari 2020 heeft werkgeefster zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat de arbeidsplaats van werknemer was vervallen. Al met al ontbindt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst, onder toekenning van de transitievergoeding.