Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 30 juni 2021
ECLI:NL:RBMNE:2021:2881
Feiten
Werknemer is in de periode van 1 augustus 2017 tot 1 april 2019 op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam geweest voor werkgeefster. Op de arbeidsrelatie was de cao Bouwnijverheid (UTA-gedeelte) van toepassing. De gemachtigde van werknemer heeft werkgeefster op 7 november 2019 namens werknemer schriftelijk verzocht € 7.753,59 bruto te betalen voor in 2018 en 2019 door hem gedraaide consignatiediensten die niet zijn uitbetaald. Werknemer heeft daarbij een beroep gedaan op de ‘Bereikbaarheidsregeling UTA’ (hierna: de UTA-regeling) van werkgeefster. Werkgeefster heeft het verzoek van werknemer op 19 november 2019 afgewezen omdat de UTA-regeling niet op hem van toepassing is zodat een grondslag voor de vordering ontbreekt. In deze procedure vordert werknemer werkgeefster te veroordelen tot betaling van € 7.573,59 bruto aan loon voor consignatiediensten.
Oordeel
Niet in geschil is dat werknemer onder de werkingssfeer van de bereikbaarheidsregeling UTA valt zoals die sinds 1 januari 2013 bij werkgeefster geldt. Op grond van de UTA-regeling bedraagt de vergoeding voor een bereikbaarheidsdienst € 176,13 bruto per kalenderweek. Gelet op de omschrijving moet de achterwacht om voor een vergoeding voor een bereikbaarheidsdienst op grond van de UTA-regeling in aanmerking te komen, voldoen aan twee voorwaarden: (1) de verplichting om buiten de normale werktijd bereikbaar en beschikbaar te zijn voor direct te verrichten werk; en (2) het vastleggen van de bereikbaarheidsdienst in een rooster. Partijen zijn het erover eens dat werknemer permanent op een lijst/belboom stond als achterwacht van werkgeefster BV voor storingen. Ter zitting heeft werknemer hierover toegelicht dat hij zich destijds vrijwillig heeft aangemeld als achterwacht en dat hij altijd bereikbaar en beschikbaar was. Als hij een keer niet bereikbaar kon zijn, bijvoorbeeld tijdens vakantie, dan regelde hij zelf een collega-werkvoorbereider of zijn leidinggevende die ook op de lijst staat, als vervanger. De kantonrechter concludeert hieruit dat de bereikbaarheidsdienst van werknemer als achterwacht permanent was. Dit staat op zich op gespannen voet met het begrip ‘rooster’. Dat houdt immers in dat er sprake moet zijn van een afwisselende planmatige inzet van personeel en niet van een volledig continu belasten van slechts één medewerker. De opzet van werkgeefster maakt echter dat er sprake was van een rooster dat continu was met het uitgangspunt dat de betrokken medewerkers dat onderling verder invulden. Ter beantwoording van de vraag of werknemer verplicht was aan de achterwacht deel te nemen, overweegt de kantonrechter dat gesteld noch gebleken is dat de achterwacht tot de taken van de functie van werknemer behoorde. Werknemer heeft zich vrijwillig aangemeld. Voor de medewerkers die ingedeeld zijn in een hogere functiegroep, die ook op de lijst stonden, was de achterwacht onderdeel van de functie en daarom vallen zij niet onder de UTA-regeling. Dit alles wijst erop dat binnen werkgeefster niet het uitgangspunt werd gehanteerd dat de werkvoorbereiders verplicht zijn ook als achterwacht te functioneren. Dit wijst er ook op dat werknemer de achterwacht vrijwillig heeft verricht en hiertoe niet verplicht was. Werknemer voldoet daarom niet aan de eerste voorwaarde. De kantonrechter komt derhalve tot de conclusie dat werknemer onvoldoende heeft onderbouwd dat hij voldoet aan beide voorwaarden voor een vergoeding op grond van de UTA-regeling van werkgeefster BV. De vordering van werknemer slaagt niet.