Feiten

Werknemer is op 1 oktober 2013 in dienst getreden van WBB Groep, voor de duur van één jaar. Aansluitend sluit hij nog een jaarcontract met WBB Groep. Met ingang van 1 oktober 2015 komt werknemer in dienst van WBB Daglicht op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In de arbeidsovereenkomsten staat een geheimhoudingsbeding, met boetebeding. Werknemer zegt de arbeidsovereenkomst met WBB Daglicht op met ingang van 1 januari 2016. WBB is een procedure tegen werknemer gestart omdat zij vindt dat werknemer het geheimhoudingsbeding met WBB Groep vijf keer heeft overtreden en ook het geheimhoudingsbeding met WBB Daglicht vijf keer heeft overtreden. Volgens WBB heeft werknemer te pas en te onpas (zelfs vrijwel dagelijks) gesproken met verschillende personen over zijn salariëring en de voor hem geldende arbeidsvoorwaarden. Werknemer heeft in eerste aanleg geen verweer gevoerd. Werknemer komt tegen het vonnis in hoger beroep.

Oordeel

Tijdens de zitting heeft WBB uitgelegd dat het haar gaat om in totaal tien overtredingen van de geheimhoudingsbedingen. Vijf daarvan betreffen het beding met WBB Groep en vijf daarvan het beding met WBB Daglicht. In dit geval moet WBB per werkgever voldoende concreet uitleggen wat werknemer heeft gedaan om tot de conclusie te kunnen komen dat hij het met die werkgever gesloten geheimhoudingsbeding heeft overtreden. WBB heeft dit in de processtukken en ook op de zitting niet gedaan. WBB heeft verwezen naar acht schriftelijke verklaringen, maar dat is niet genoeg. Om te beginnen zijn die verklaringen niet allemaal ondertekend. Ook zijn de verklaringen eensluidend en in concept opgesteld door WBB. De conclusie van het hof is dat WBB niet voldoende heeft uitgelegd waarom zij vindt dat werknemer (een van) de geheimhoudingsbedingen heeft overtreden. Daarmee heeft WBB niet aan haar stelplicht voldaan. Bij die stand van zaken komt het hof niet toe aan bewijslevering door WBB. De vorderingen van WBB zullen alsnog worden afgewezen.