Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 20 januari 2021
ECLI:NL:RBOBR:2021:384
Feiten
Werkgeefster is een landelijke schoenenketen. Werkneemster is na het afronden van haar stage bij werkgeefster in dienst getreden in de functie van verkoopmedewerker op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Uit het bijbehorende functieprofiel blijkt dat een van de taken van werkneemster bestaat uit het afhandelen van door de klant gewenste ruilingen van aangekochte artikelen conform de servicegarantie. Bij brief van 31 augustus 2020 is werkneemster door werkgeefster op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief is te lezen dat werkneemster ‘zich schuldig heeft gemaakt aan handelen in strijd met de binnen het bedrijf geldende regels, waaronder de kassaprocedures. Volgens de brief is gebleken dat werkneemster minimaal 17 ruilbonnen met totaal 21 ruilingen, heeft gemaakt, waar feitelijk geen ruilingen waren. Ook vermeldt de ontslagbrief dat op de betreffende ruilbonnen onjuiste gegevens zijn ingevuld waaronder niet bestaande postcode en foutieve adresgegevens. Werkneemster verzoekt toekenning van een billijke vergoeding en een gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging.’
Oordeel
De belangrijkste vraag die de kantonrechter in deze zaak moet beantwoorden is of werkgeefster werkneemster terecht op staande voet heeft ontslagen. Werkgeefster baseert het ontslag op staande voet op de stelling dat werkneemster (minimaal zeventien) ruilbonnen heeft opgemaakt waar geen ruilingen tegenover hebben gestaan. Dit is de dringende reden die zij in de brief van 31 augustus 2020 aan werkneemster heeft meegedeeld. De kantonrechter is van oordeel dat werkgeefster er vooralsnog niet in is geslaagd om aan te tonen dat werkneemster (minimaal zeventien) ruilbonnen heeft opgemaakt waar geen ruilingen tegenover hebben gestaan. De hiervoor genoemde aanknopingspunten zijn namelijk onvoldoende om vast te stellen dat werkneemster daadwerkelijk heeft ‘gefraudeerd’ met ruilingen. Zij heeft hierbij betrokken dat werkneemster dit uitdrukkelijk heeft betwist en ook heeft zij laten meewegen dat een ontslag op staande voet ernstige gevolgen heeft voor werkneemster. Werkneemster is een jonge vrouw, die aan het begin staat van haar werkzame leven in de detailhandel. De kantonrechter vindt dat er meer nodig is om met zekerheid te kunnen concluderen dat de beschuldiging van werkgeefster terecht is. Omdat er wel aanknopingspunten zijn die wijzen op het gelijk van werkgeefster, zal werkgeefster in de gelegenheid worden gesteld om nader bewijs te leveren. Zij heeft dat nader bewijs ook aangeboden. De kantonrechter heeft bij haar beslissing om werkgeefster de gelegenheid te geven om meer bewijs te leveren, laten meewegen dat als werkgeefster gelijk heeft dit haar handelwijze rechtvaardigt. Het oordeel van de kantonrechter laat werkgeefster dan ook toe feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit kan blijken dat er ruilbonnen door werkneemster zijn gemaakt waar geen ruilingen tegenover hebben gestaan. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.