Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 12 november 2020
ECLI:NL:GHSHE:2020:3509
Feiten
Werknemer is met ingang van 1 januari 2012 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van werkgever. Volgens de door werkgever (gebruikte) verlofbriefjes dienen werknemers voor verlof van meer dan twee dagen toestemming te krijgen van zowel de afdelingschef als de bedrijfsleider. Werknemer heeft een verlofaanvraag ingediend voor de periode van 29 september 2016 - 21 oktober 2016. Deze aanvraag is voor akkoord getekend door de direct leidinggevende van werknemer, maar is vervolgens door de bedrijfsleider afgewezen met een beroep op drukke werkzaamheden op de werf. Werkgever heeft aangezegd dat indien werknemer toch afwezig is, hij ongeoorloofd afwezig is, waar consequenties aan verbonden zijn en/of wat mogelijk tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan leiden. Werknemer is op 29 september 2016 met vakantie naar Spanje gegaan. Werkgever heeft hem diezelfde dag op staande voet ontslagen. Werknemer verzoekt o.a. vernietiging van het ontslag op staande voet, loondoorbetaling en wedertewerkstelling. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. De beschikking is door het hof is bekrachtigd. In cassatie heeft werknemer onder meer een klacht gericht tegen het passeren door het hof van het door hem gedane bewijsaanbod. De Hoge Raad oordeelde dat de klacht slaagt en heeft de zaak terugverwezen naar het hof.
Oordeel
Werknemer stelt dat tussen hem en werkgever een mondelinge afspraak bestond op grond waarvan hij ieder jaar in oktober vakantiedagen mocht opnemen om naar Spanje af te reizen, dat hij daarom deze vakantie altijd ver van tevoren boekte, dat alle vorige bedrijfsleiders van deze mondelinge afspraak op de hoogte waren, en dat als tegenprestatie was afgesproken dat hij gedurende de gehele bouwvak zou doorwerken. Werknemer heeft verzocht een getuigenverhoor te bevelen. Het hof laat werknemer toe tot bewijs van de mondelinge afspraak omtrent het opnemen van vakantiedagen.