Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Hydrauvision Systems B.V. c.s.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 14 september 2021
ECLI:NL:GHSHE:2021:2839
Werknemer autoschadebedrijf is tijdens werkzaamheden ten val gekomen, met rugklachten tot gevolg. Zorgplicht werkgever dient te worden beoordeeld in het licht van de gehele causaliteitsketen. Hof heeft behoefte aan nadere inlichtingen; beslissing aangehouden.

Feiten

Werknemer is vanaf 1 oktober 2015 tot 1 december 2016 bij een autoschadebedrijf in dienst geweest als spuiter. Werknemer was in hoofdzaak gedetacheerd bij Hydrauvision Systems B.V. (hierna: Hydrauvision), waar hij werkzaam was in de spuitcabine. Hij schuurde objecten, zoals slangbreukventielen, zette ze in de primer en lakte ze de dag daarop af. Op 3 maart 2016 is werknemer tijdens het uitvoeren van werkzaamheden voor Hydrauvision ten val gekomen. Als gevolg hiervan heeft hij een wervelfractuur opgelopen. Nadien is hij twee maanden arbeidsongeschikt geweest en heeft hij een korset moeten dragen. Begin september 2016 heeft het autoschadebedrijf aan werknemer gemeld dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet zou worden verlengd. Op 12 september 2016 heeft werknemer zich weer ziek gemeld en hij is arbeidsongeschikt uit dienst gegaan, waarna hij een Ziektewetuitkering heeft ontvangen. Werknemer vordert in de onderhavige procedure een verklaring voor recht dat Hydrauvision en/of het autoschadebedrijf hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door werknemer geleden en te lijden schade als gevolg van het arbeidsongeval van 3 maart 2016, met veroordeling tot betaling van die schade. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. Op zich is komen vast te staan dat werknemer een ongeval is overkomen tijdens de uitoefening van zijn werk en dat hij hierdoor schade heeft geleden, maar Hydrauvision, en daarmee ook het autoschadebedrijf, hebben volgens de kantonrechter in voldoende mate aan de op hen rustende zorgplicht voldaan. Werknemer heeft hoger beroep ingesteld. In hoger beroep staat voornamelijk de vraag centraal of Hydrauvision c.s. aan hun zorgplicht hebben voldaan.

Oordeel

Het hof oordeelt als volgt. Werknemer stelt zich op het standpunt dat hij een rolsteiger heeft gebruikt en dat hij daar op 3 maart 2016 van af gevallen is. Hydrauvision c.s. betwisten dit, omdat de rolsteiger niet is aangetroffen. Uit een overgelegde memo van de veiligheidscoördinator van Hydrauvision blijkt ook dat na het ongeval ter plaatse foto’s zijn gemaakt, dat geen rolsteiger is aangetroffen, dat geen rijsporen aanwezig waren van rolsteigers die gebruikt zouden zijn en dat werknemer heeft verklaard op paletten te hebben gestaan en daar van af gevallen te zijn. Hydrauvision heeft werknemer voor aanvang van zijn werkzaamheden instructieboekjes gegeven en deze met hem besproken. Dit betekent nog niet direct dat Hydrauvision in voldoende mate aan haar zorgplicht heeft voldaan. Wat dienaangaande van haar verlangd had mogen worden, dient te worden beschouwd in het licht van alle omstandigheden van dit geval, waarbij met name van belang is wat nu uiteindelijk de oorzaak van het ongeval is geweest. De val kan dan mogelijk als causa proxima (de naastgelegen oorzaak) van het letsel worden beschouwd, maar is naar het oordeel van het hof niet de condicio sine qua non, de oorzaak die aan het begin van de causaliteitsketen heeft gestaan. De zorgvuldigheidsplicht van Hydrauvision c.s. dient te worden beoordeeld in het licht van de gehele causaliteitsketen. In dit kader geldt het volgende. Dat werknemer een probleem ondervond bij de uitvoering van zijn werk, kwam doordat de te spuiten slangbreukventielen te hoog in het spuitrek hingen. Dit was de reden dat werknemer de noodzaak ervoer om gebruik te maken van een klimmiddel. Volgens werknemer hadden stagiaires van Hydrauvision deze ventielen zo hoog opgehangen. Mocht blijken dat juist is wat werknemer heeft verklaard en mocht uit de nader vast te stellen omstandigheden blijken dat Hydrauvision is tekortgeschoten in de begeleiding en controle van de werkzaamheden van de stagiaires, dan kan het hof niet uitsluiten dat daarin een onzorgvuldigheid is gelegen. Voor zover in dit verband door de kantonrechter belang is gehecht aan omstandigheden die aan werknemer toegerekend kunnen worden (zoals het nalaten een leidinggevende te wijzen op de onjuiste werkhoogte van de te spuiten objecten), is het hof van oordeel dat dat niets toe of afdoet aan de door Hydrauvision c.s. in acht te nemen zorgvuldigheid. In of bij de werkplek van werknemer waren immers klimmiddelen aanwezig (in elk geval een kruk), zodat Hydrauvision c.s. er rekening mee hadden kunnen houden dat werknemer daar gebruik van zou kunnen gaan maken, wanneer de te spuiten objecten niet op een juiste hoogte hingen. Gelet op het voorgaande heeft het hof behoefte aan nadere inlichtingen. Het hof geeft partijen en hun raadslieden de gelegenheid over dit alles met het hof van gedachten te wisselen tijdens een comparitie. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.