Naar boven ↑

Rechtspraak

uitkeringsgerechtigden/Nedtrain B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 22 september 2021
ECLI:NL:RBZWB:2021:4706
NedTrain is ex artikel 6:162 BW aansprakelijk voor de (toekomstige) materiële en immateriële schade van door uitkeringsgerechtigden in het kader van een werkgelegenheidsproject verrichte werkzaamheden, waar zij zijn blootgesteld aan chroom-6. De individuele schade moet worden vastgesteld in een schadestaatprocedure.

Feiten

De gemeente Tilburg is in 2003 gestart met het project ‘Tilburgse en Regionale bedrijven Ondernemen Maatschappelijk’ (hierna: ‘tROM’), dat zich later heeft ontwikkeld tot gemeentelijk re-integratiebedrijf. tROM is geïnitieerd om invulling te geven aan de voor de gemeente uit de Wet werk en bijstand voortvloeiende verplichting om bijstandsgerechtigden te ondersteunen bij hun terugkeer in het arbeidsproces. Eisers hebben een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand ontvangen van de gemeente Tilburg. Een van de projecten die vanuit tROM is gestart, betrof het restaureren van treinen van (onder andere) het Spoorwegmuseum. In de periode van 2004 tot en met 2010 hebben uitkeringsgerechtigden werkzaamheden verricht aan vijftien uit roulatie genomen treinen. De werkzaamheden bestonden onder meer uit het schuren van treinen. De werkzaamheden vonden plaats op het terrein van NedTrain. Mede naar aanleiding van publiciteit rondom de chroom-6-problematiek bij zogenoemde POMS- locaties van het Ministerie van Defensie, is aandacht gekomen voor de aanwezigheid van chroom-6 in primer, verf of laklaag gebruikt op oude treinstellen. De gemeente Tilburg heeft de ‘Onafhankelijke Onderzoekscommissie Tilburg Chroom-6’ opdracht gegeven om onderzoek te verrichten naar gezondheidsrisico’s verbonden aan mogelijke blootstelling aan chroom-6 bij het re-integratieproject tROM in de periode 2004-2012. Het samenvattend hoofdrapport vermeldt onder meer de conclusie dat aannemelijk is dat bij het wegschuren van oude verflagen, en ook bij andere werkzaamheden aan de treinen, blootstelling aan chroom-6 is opgetreden. De gemeente Tilburg, NedTrain en Stichting Nederlands Spoorwegmuseum zijn de ‘Regeling tegemoetkoming chroom-6’ overeengekomen (hierna: ‘de Regeling’), op basis waarvan een oud-deelnemer aan het tROM-project onder voorwaarden een financiële tegemoetkoming kan aanvragen. Alle eisers behalve eiser 11 en eiser 14 hebben op grond van deze regeling een bedrag van € 7.000 netto aangevraagd en ontvangen. De kern van het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of eisers in het kader van het tROM-project daadwerkelijk schade hebben geleden als gevolg van blootstelling aan chroom-6, en of NedTrain aansprakelijk kan worden gehouden voor vergoeding van die schade. Eisers vorderen vergoeding van schade van € 8.000 per persoon, bestaande uit (1) gezondheidsschade vanwege het feit dat chroom-6 ook na geringe blootstelling het DNA beïnvloedt, en (2) immateriële schade, vanwege inbreuk op de persoonlijke integriteit, de onheuse bejegening (dwang) en buitengewone angst die eisers (hebben) ervaren. Eisers baseren zich voor wat betreft de aansprakelijkheid van NedTrain op verschillende grondslagen.

Oordeel

Aansprakelijkheid ex artikel 7:658 lid 4 BW en artikel 7:611 BW

De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat eisers niet op basis van een arbeidsovereenkomst met NedTrain werkzaamheden hebben verricht. De rechtbank is van oordeel dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 7:658 lid 4 BW omdat gezien de wijze waarop het werk feitelijk was georganiseerd en werd uitgevoerd, niet is komen vast te staan dat NedTrain de partij was die invloed had op de werkomstandigheden van eisers. De gevorderde schadevergoeding kan niet op de grondslag van artikel 7:658 lid 4 BW worden toegewezen. Het beroep van eisers op artikel 7:611 BW brengt geen verandering in deze conclusie

Aansprakelijkheid ex artikel 6:162 BW

Vanuit het oogpunt van maatschappelijke zorgvuldigheid, gelet op de bij NedTrain bestaande wetenschap, maar ook op basis van de verplichtingen die NedTrain door medeondertekening van de samenwerkingsovereenkomst op zich heeft genomen, had van NedTrain in redelijkheid verwacht mogen worden dat zij zich ervan zou vergewissen dat – al dan niet via de gemeente of tROM – informatie over de in de verflagen aanwezige gevaarlijke stoffen en de noodzaak van adequate bescherming bij de bewerking van de treinen, bij de deelnemers aan het tROM-project – en dus ook bij eisers – bekend zou worden. Dat NedTrain heeft nagelaten deze redelijkerwijs te vergen maatregel om schade te voorkomen te treffen, is onrechtmatig jegens eisers. Het was namelijk de gezondheid van eisers die rechtstreeks in het geding was en (mede) door het nalaten van NedTrain in gevaar is gekomen.

Schade en causaal verband

De rechtbank overweegt dat eisers onvoldoende gemotiveerd hebben gesteld dat er sprake is van gezondheidsschade die voortvloeit uit beïnvloeding van het DNA. De rechtbank is van oordeel dat ook de gestelde onheuse bejegening, in de vorm van dwang om deel te nemen aan het tROM-project op straffe van (al dan niet gedeeltelijk) verval van de aanspraak op een bijstandsuitkering, niet kan leiden tot toewijzing van het gevorderde bedrag aan schadevergoeding. Gelet op het feit dat (1) eisers allen deelnemer waren aan het tROM-project en werkzaamheden hebben uitgevoerd in de loodsen waar de werkzaamheden werden uitgevoerd, (2) bij die werkzaamheden aan de treinen de schadelijke stof chroom-6 is vrijgekomen, (3) eisers daar als deelnemers allen in meer of mindere mate aan kunnen zijn blootgesteld, (4) het RIVM na uitvoerig en zorgvuldig onderzoek concludeert dat blootstelling aan chroom-6 tot gezondheidsschade kan leiden, (5) deze gezondheidsschade van dien aard kan zijn dat er sprake kan zijn van een levensbedreigende of ernstig invaliderende ziekte en (6) de gevolgen voor de gezondheid zich ook pas na lange tijd kunnen manifesteren, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een situatie waarin de nadelige gevolgen voor eisers, zoals bijvoorbeeld angst voor gezondheidsschade, zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106, onder b, BW kan worden aangenomen. In hoeverre dit in individuele gevallen een vergoeding voor immateriële schade rechtvaardigt, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. De rechtbank verwijst de zaak voor de vaststelling van de schade naar de schadestaatprocedure, waarin alle vragen om tot individuele vaststelling van schade te komen – alsmede het beroep van NedTrain op artikel 6:101 BW – in volle omvang aan de orde kunnen komen.