Naar boven ↑

Rechtspraak

Evitaa B.V./werknemer
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 31 augustus 2021
ECLI:NL:GHARL:2021:8344
Werkneemster handelt niet in strijd met onder meer het geheimhoudingsbeding door een e-mail met vertrouwelijke informatie naar het e-mailadres van haar vriend te sturen en gegevens van werkgeefster met haar advocaat te delen.

Feiten

Evitaa is een welzijnsorganisatie voor intensieve ambulante ondersteuning aan kwetsbare jongeren en volwassenen. Werkneemster is van 6 september 2018 tot 1 mei 2019 bij Evitaa in dienst geweest. In de arbeidsovereenkomst tussen partijen zijn bepalingen opgenomen over (teruggave) van ter beschikking gestelde bescheiden, geheimhouding, nevenwerkzaamheden en boetes bij overtreding van voormelde bepalingen. Werkneemster heeft op 22 maart 2019 haar arbeidsovereenkomst met Evitaa (per 1 mei 2019) opgezegd. Vanaf 15 april 2019 heeft Evitaa werkneemster verschillende keren verweten de zojuist genoemde bepalingen in de arbeidsovereenkomst (bij herhaling) te hebben overtreden en maakt zij aanspraak op boetes. Evitaa heeft bij de kantonrechter onder meer gevorderd werkneemster te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 76.260 althans € 72.973,61 (verbeurde boetes). De kantonrechter heeft de vorderingen van Evitaa afgewezen. In hoger beroep vordert Evitaa onder meer betaling van een bedrag van € 72.973,61 (verbeurde boetes).

Oordeel

Vordering verbeurde boetes

Evitaa voert een aantal schendingen van de arbeidsovereenkomst door werkneemster aan op grond waarvan zij boetes zou hebben verbeurd.

E-mail 6 maart 2019

Evita voert allereerst aan dat werkneemster op 6 maart 2019 met haar werk-e-mail een document met vertrouwelijke cliëntgegevens heeft gestuurd naar het e-mailadres van haar vriend, met de begeleidende tekst ‘WIL JE DIT UITPRINTEN AUB?’. Hiermee heeft werkneemster in strijd gehandeld met haar geheimhoudingsplicht, die verbiedt vertrouwelijke informatie van (klanten van) Evitaa te delen met derden (art. 19 arbeidsovereenkomst, art. 4 geheimhoudingsovereenkomst en art. 3:11 CAO Gehandicaptenzorg), aldus Evitaa. Werkneemster heeft als verweer aangevoerd dat haar werk inhield dat zij klanten thuis bezocht en in haar eigen woonhuis de bijbehorende administratie deed. Als zij iets voor haar werk moest printen, printte ze dat daarom thuis. Evitaa had werkneemster niet geïnstrueerd dit achterwege te laten en had evenmin apparatuur ter beschikking gesteld waarmee werd voorkomen dat werkneemster via de thuisprinter printte. Collega’s van werkneemster printten ook thuis. Het hof oordeelt dat Evitaa onvoldoende gemotiveerd heeft gereageerd op dit verweer. Door onvoldoende op het verweer van werkneemster te reageren, is de indruk ontstaan dat Evitaa zelf onvoldoende de randvoorwaarden heeft geschapen om te bewerkstelligen dat haar medewerkers de privacy van haar klanten voldoende beschermen. Mocht werkneemster al in strijd met haar geheimhoudingsplicht hebben gehandeld, dan heeft Evita niet de noodzakelijke medewerking verleend om werkneemster in staat te stellen de privacy van de cliënten van Evitaa te beschermen. Omdat Evitaa dus in schuldeisersverzuim verkeerde, kan zij werkneemster een eventuele overtreding van de geheimhoudingsplicht niet kwalijk nemen.

Achterhouden stukken Evitaa

Tevens verwijt Evitaa werkneemster dat zij zich onbevoegd gegevens van Evitaa heeft toegeëigend (door het maken van een back-up van haar werktelefoon) en deze niet op de laatste dag van haar dienstverband heeft ingeleverd. Werkneemster handelt hiermee in strijd met haar geheimhoudingsplicht en haar plicht om stukken van Evitaa uiterlijk vóór het einde van het dienstverband in te leveren (art. 17 arbeidsovereenkomst), aldus Evitaa. Dit betoog gaat niet op. Werkneemster heeft, toen zij haar werktelefoon op 17 april 2019 inleverde, bepaalde gegevens achtergehouden en aan haar advocaat verstrekt, omdat zij vreesde deze gegevens nodig te hebben in een eventueel door Evitaa tegen haar aan te spannen procedure. Naar het oordeel van het hof heeft werkneemster hiermee niet in strijd met artikel 17 (en/of 19) van de arbeidsovereenkomst gehandeld. In de gegeven omstandigheden wordt het handelen van werkneemster gerechtvaardigd doordat het in artikel 6 EVRM verankerde recht op een eerlijk proces waaronder het beginsel van equality of arms, haar het recht gaf stukken achter te houden teneinde zich tegen mogelijke claims van Evitaa te kunnen verdedigen. Bij dit oordeel speelt een rol dat werkneemster deze stukken zelf niet meer heeft maar ze aan haar advocaat heeft verstrekt, die hier gelet op zijn beroep vertrouwelijk mee om dient te gaan. Het risico dat en de mate waarin (privacygevoelige) gegevens van Evitaa en haar cliënten bekend kunnen worden aan derden, is dus beperkt.

Nevenwerkzaamheden

Evitaa voert ten slotte aan dat werkneemster al tijdens haar dienstverband met Evitaa nevenwerkzaamheden heeft verricht. Werkneemster heeft immers al voor het einde van het dienstverband een eenmanszaak ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en hierover berichten geplaatst op haar Facebook- en LinkedInpagina’s. Werkneemster heeft dus in strijd gehandeld met het verbod om nevenwerkzaamheden te verrichten. Het hof verwerpt dit verwijt. De stellingen van Evitaa bevatten onvoldoende concrete aanknopingspunten dat werkneemster tijdens haar dienstverband bij Evitaa nevenwerkzaamheden als bedoeld in artikel 20 van de arbeidsovereenkomst zou hebben verricht. Hierdoor gaat het hof voorbij aan het betoog van Evitaa dat de redelijkheid en billijkheid met zich brengen dat werkneemster moet worden bevolen haar administratie over april 2019 over te leggen.

Conclusie

Uit het voorgaande volgt dat Evitaa onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd, die de conclusie rechtvaardigen dat werkneemster één of meer bepalingen uit haar arbeidsovereenkomst en/of geheimhoudingsovereenkomst en/of de Cao Gehandicaptenzorg heeft overtreden. De vordering van Evita tot betaling van verbeurde boetes moet dus worden afgewezen. Dit heeft tot gevolg dat de kantonrechter terecht het achterstallig loon en de wettelijke verhoging van 50% heeft toegewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.