Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/ werknemer
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 1 oktober 2019
ECLI:NL:GHARL:2019:7953
Werkgever wordt opdragen om te bewijzen dat hij werknemer in de periode 1 juni 2014 tot 1 oktober 2014 het daarvoor overeengekomen loon heeft betaald.

Feiten

Werknemer is op 1 mei 2014 voor de duur van zes maanden in dienst getreden van werkgever. Op 1 juni 2014 zijn partijen met ingang van die datum een nieuwe arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden aangegaan, voor 36 uur per week. Deze arbeidsovereenkomst is eenmaal stilzwijgend verlengd. Bij brief van 28 april 2015 is aan werknemer medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd. Op 31 mei 2015 is de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig geëindigd. Werknemer heeft betaling van achterstallig loon gevorderd, hetgeen de kantonrechter heeft toegewezen. Werkgever komt tegen het vonnis in hoger beroep.

Oordeel

Dit hoger beroep behelst uitsluitend de vordering van werknemer tot betaling van loon over de periode 1 juni 2014 tot 1 oktober 2014. Werkgever stelt dat hij het loon in die periode contant aan werknemer heeft betaald. De kantonrechter heeft werkgever het bewijs opgedragen van die stelling en – na bewijslevering – het bewijs niet geleverd geacht. Het is werkgever die het bewijs moet leveren dat het loon is betaald. Het verzekeringsbericht van het UWV van werknemer kan niet bewijzen dat het overeengekomen loon ook daadwerkelijk is betaald en daarom zal het hof werknemer niet bevelen dat stuk in het geding te brengen, zoals werkgever heeft verzocht. Het hof zal werkgever opdragen om te bewijzen dat hij voor de door werknemer in de periode 1 juni 2014 tot 1 oktober 2014 verrichte arbeid het daarvoor overeengekomen loon aan werknemer heeft uitbetaald. Iedere verder beslissing zal het hof aanhouden, tot na de (nadere) bewijslevering.