Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 13 oktober 2021
ECLI:NL:RBROT:2021:9494
Feiten
Werkgeefster exploiteert een schoonmaakbedrijf. Werknemer is in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 januari 2019 bij werkgeefster in dienst geweest. In de arbeidsovereenkomst is een verbod op het verrichten van nevenactiviteiten en een geheimhoudingsbeding opgenomen, maar geen concurrentiebeding. De arbeidsovereenkomst is op 31 januari 2019 met wederzijds goedvinden beëindigd. Werkgeefster had in de tijd dat werknemer bij haar werkte verschillende vestigingen van McDonald’s als klant. Bij e-mail van 9 september 2019 heeft de supervisor van drie McDonald’s-vestigingen de opzegging van de overeenkomsten bevestigd aan werkgeefster. Er is geen reden gegeven voor de opzegging. Op 16 september 2019 is in het Handelsregister ingeschreven ‘X’, gevestigd te Rotterdam. Als bestuurder en enig aandeelhouder geldt volgens die inschrijving werknemer. Per 1 oktober 2019 heeft X schoonmaakcontracten gesloten ten behoeve van de drie McDonald’s-vestigingen. Bij brief d.d. 15 maart 2020 heeft werkgeefster werknemer c.s. aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en nog te lijden schade ten gevolge van het onrechtmatig handelen van werknemer, respectievelijk het profiteren daarvan door de overige gedaagden, waarbij verzocht is die aansprakelijkheid te erkennen. Gedaagden hebben iedere vorm van aansprakelijkheid afgewezen. Werkgeefster vordert een verklaring voor recht dat werknemer onrechtmatig heeft gehandeld en gehouden is de schade te vergoeden. Bij tussenvonnis (zie AR 2021-1316) is overwogen dat, wil onrechtmatig concurreren door de ex-werknemer aan de orde zijn, sprake moet zijn van het stelselmatig en substantieel afbreken van het duurzame bedrijfsdebiet van de gewezen werkgever met gebruikmaking van kennis en gegevens die bij de voormalige werkgever zijn verkregen door de aldus handelende ex-werknemer (Boogaard/Vesta). Dat werknemer zich hieraan schuldig zou hebben gemaakt, is gemotiveerd door hem weersproken. Werkgeefster is toegelaten (nader) bewijs te leveren.
Oordeel
Ter invulling van de bewijsopdracht heeft werkgeefster een drietal personen als getuige doen horen, te weten twee voormalig werknemers en de echtgenote van de directeur. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt. Het door werkgeefster bijgebrachte bewijs, afgezet tegen hetgeen werknemer daar in deze procedure tegenover heeft gesteld en een en ander ook in onderling verband bezien, is onvoldoende om bewezen te kunnen achten dat werknemer de drie McDonald’s franchises alsook een aantal duurzaam met werkgeefster verbonden werknemers zelf actief heeft benaderd teneinde hen, met gebruikmaking van bedrijfsgevoelige informatie waarover werknemer uit hoofde van zijn (gewezen) dienstverband beschikte, ertoe te bewegen om hun overeenkomsten met werkgeefster te beëindigen om vervolgens een nieuwe overeenkomst met werknemer/X aan te gaan. Zo hebben alle drie de getuigen onder meer verklaard niet te weten waardoor en waarom de drie McDonald’s franchises zijn overgestapt naar X. Werkgeefster is dan ook niet geslaagd in het haar opgedragen bewijs. De rechtbank wijst het door werkgeefster gevorderde af.