Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 8 oktober 2021
ECLI:NL:GHAMS:2021:3300
Feiten
Op 12 maart 2021 heeft Stichting Reinaerde advies gevraagd aan de ondernemingsraad over het voorgenomen besluit tot wijziging van de functiemix met ingang van 1 juni 2021. Op 16 april 2021 heeft de ondernemingsraad negatief geadviseerd over het voorgenomen besluit. Reinaerde en de ondernemingsraad zijn het eens dat herijking van het functiehuis noodzakelijk is. Zij verschillen echter van mening over de wijze waarop het nieuwe functiehuis ingericht zou moeten worden. Reinaerde meent dat een functiemix het meest passend is. De ondernemingsraad heeft een voorkeur voor zogenoemde plusfuncties/functiedifferentiatie waarbij generieke functies een aanvullende variant kennen. De ondernemingsraad meent dat, in geval voor een functiemix wordt gekozen, meer woon- en functieprofielen aan het functiehuis toegevoegd moeten worden dan Reinaerde wenselijk acht. Op de achtergrond speelt dat met de invoering van het nieuwe functiehuis zoals Reinaerde dat voor ogen heeft de tijdelijke toeslag die in 2019 aan een aantal werknemers was toegekend, komt te vervallen. Daarnaast verschillen Reinaerde en de ondernemingsraad van mening over de reikwijdte van het aan de ondernemingsraad toekomende adviesrecht.
Oordeel
In het midden kan blijven of dit adviesrecht zo ver strekt dat de ondernemingsraad in dat kader ook bevoegd is te adviseren over wijziging/aanvulling van de functie- en woonprofielen als dat in zijn visie dienstig is om tot een optimale functiemix te komen. Zoals uit het hiernavolgende zal blijken, acht de Ondernemingskamer de bezwaren van de ondernemingsraad ongegrond. De ondernemingsraad beaamt dat vernieuwing van het functiehuis van Reinaerde noodzakelijk is om in de krappe arbeidsmarkt medewerkers aan te trekken en goede zorg te kunnen leveren, maar meent dat Reinaerde onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij niet heeft gekozen voor (extra) functiedifferentiatie. Deze klacht van de ondernemingsraad slaagt niet. Als uitgangspunt geldt dat de keuze om in het kader van de vernieuwing van het functiehuis te kiezen voor een functiemix met (alleen) generieke functies aan Reinaerde is. Reinaerde heeft de ondernemingsraad bij het proces van herijking van het functiehuis betrokken en heeft de ondernemingsraad bij convenant van 15 februari 2021 een (zo nodig: bovenwettelijk) adviesrecht toegekend. In de adviesaanvraag van 12 maart 2021 heeft Reinaerde, zoals overeengekomen, toegelicht waarom zij voor een functiemix en niet voor (ook) plusfuncties kiest. De ondernemingsraad heeft nog aangevoerd dat hij in de periode na de adviesaanvraag de daarin opgenomen lijst met voor- en nadelen gemotiveerd heeft weerlegd, maar in zijn advies is de ondernemingsraad hier niet meer met zoveel woorden op teruggekomen. In zijn advies heeft de ondernemingsraad zich met name geconcentreerd op de gestelde onvolledigheid van de set functie- en woonprofielen. Voor Reinaerde bestond er dan ook geen aanleiding om in haar besluit in te gaan op eventuele eerder aangevoerde bezwaren tegen de lijst voor- en nadelen of om de lijst nog eens nader toe te lichten. Reinaerde is in die zin tegemoet gekomen aan bezwaren van de ondernemingsraad dat zij in de periode na de adviesaanvraag drie aanvullende functieprofielen heeft toegevoegd. Verder heeft zij toegelicht dat Reinaerde met een generiek functiegebouw werkt, waarin geen onderscheid bestaat tussen intensieve en niet-intensieve functies en dat de FWG-systematiek voor functies die zijn ingeschaald op FWG 50-niveau een behandelcomponent vereist, wat bij Reinaerde niet aan de orde is. Reinaerde heeft ervoor gekozen om in geval van een hoge intensiteit van zorgverlening niet alle functies op de desbetreffende locatie hoger in te delen, maar om de specifieke expertise die daarbij nodig is te borgen door de inzet van andersoortige (hogere) functies. Volgens Reinaerde leidt juist dat tot een toekomstbestendig functiehuis, omdat de functiemix (teamsamenstelling) zijn grondslag vindt in een kader met actuele functie- en woonprofielen. Reinaerde heeft met het vorenstaande uitgelegd hoe zij tot haar besluit is gekomen en zij heeft haar besluit deugdelijk gemotiveerd. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer heeft Reinaerde aldus in redelijkheid kunnen kiezen voor de invoering van de door haar voorgestane functiemix. Met de ondernemingsraad is de Ondernemingskamer van oordeel dat het ongelukkig is dat medewerkers een eerder toegekende tijdelijke toeslag zien verdwijnen, maar Reinaerde heeft de medewerkers over het tijdelijk karakter van de toeslag voldoende geïnformeerd. Anders dan de ondernemingsraad stelt, hoeft de omstandigheid dat de medewerkers horizontaal worden overgezet in het geactualiseerde functieprofiel op zichzelf niet te betekenen dat de medewerkers voor wie de toeslag gold dan niet correct worden beloond. Hoewel de Ondernemingskamer zich kan voorstellen dat dit tot teleurstellingen kan leiden bij medewerkers van wie de tijdelijke toeslag vervalt, acht de Ondernemingskamer de door Reinaerde gemaakte keuzes bezien in het licht van het belang van de onderneming als geheel niet onbegrijpelijk of kennelijk onredelijk. Daarbij heeft de Ondernemingskamer ook in aanmerking genomen dat geen sprake is van een kostenbesparing, maar dat structureel meer geld beschikbaar komt voor de beloning van de medewerkers. De slotsom is dat de door de ondernemingsraad aangevoerde argumenten – zowel afzonderlijk als ook in onderlinge samenhang bezien – niet kunnen leiden tot het oordeel dat Reinaerde bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Het verzoek van de ondernemingsraad zal worden afgewezen.