Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/De Staat der Nederlanden, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Leeuwarden), 24 november 2021
ECLI:NL:RBNNE:2021:5031
Werkgeefster handelt in strijd met goed werkgeverschap door (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werkneemster in het organisatiebelang niet in haar functie, met voor haar minder belastende werkzaamheden, terug te plaatsen.

Feiten

Werkneemster is per 1 oktober 2017 als operationeel manager aangesteld bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Zij kreeg als teamleider het nautisch team Noord Oost 4 toebedeeld. Vanaf november 2018 is werkneemster arbeidsongeschikt geworden. Medio februari 2019 is werkneemster gestart met re-integreren. Na afronding van haar re-integratie is werkneemster per september 2019 geplaatst als teamleider van het district Noord Oost 3. Hierdoor moest werkneemster haar werkzaamheden op de locatie de Afsluitdijk gaan uitvoeren. Werkneemster kreeg de opdracht om team Noord Oost 3 niet enkel aan te sturen, maar om ook de aldaar heersende onrust weg te nemen. Het werkgebied van Noord Oost 3 beslaat een aantal objecten met bediencentrales op etage, die niet zijn voorzien van een lift. Van een teamleider wordt verwacht dat deze ten minste eenmaal per week persoonlijk contact heeft met iedere medewerker op de werkvloer. De teamleider dient daartoe dus de sluizen, bruggen en vaartuigen in het werkgebied van zijn team te bezoeken. De reistijd van de woonplaats van werkneemster naar haar werkplek op de Afsluitdijk bedraagt circa vier à vijf uur (heen en terug). Bij Rijkswaterstaat wordt reistijd als diensttijd gerekend en werkneemster beschikt over een dienstauto. In december 2020 is bij werkneemster Multiple Sclerose (MS) vastgesteld. Dit maakt dat werkneemster voor het afleggen van langere afstanden structureel gebruik dient te maken van een rollator en ook kan zij slechts met moeite traplopen. Sinds december 2020 is de teamleider van het huidige team Noord Oost 4 vanwege gezondheidsredenen uitgevallen. Op het dienstverband van werkneemster is van toepassing de cao Rijk 2020 (hierna: de cao), het Personeelsreglement Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het Reglement Werving en Selectie Rijksoverheid (hierna: het Reglement). Op 1 juli 2021 heeft de leidinggevende onder meer werkneemster telefonisch geïnformeerd dat de functie van Teamleider Noord Oost 4 per 1 oktober 2021 vacant zou komen. Bij brief van 26 juli 2021 heeft werkneemster op deze vacature gesolliciteerd. Op verzoek van RWS heeft werkneemster in de zomervakantieperiode 2021 de functie van Teamleider Nautisch Team Noord Oost 4 gedurende enkele weken waargenomen. De objecten binnen het werkgebied van team Noord Oost 4 hebben allemaal een lift of slechts een kleine trap. Daar waar de objecten vaartuigen betreffen, is de afstand van de kade naar de vaartuigen zo’n 20 meter, terwijl er op de kade, nabij de ligplaats van het betreffende vaartuig, kantoorruimte beschikbaar is. Op 21 september 2021 heeft de leidinggevende telefonisch aan werkneemster meegedeeld dat zij niet voor de functie van Teamleider Noord Oost 4 zou worden geselecteerd. De leidinggevende heeft hierbij aangegeven dat werkneemster het in haar huidige team goed doet, dat de gewenste rust en stabiliteit is ontstaan en dat een afweging van haar belang, dat van de 23 medewerkers in haar team en dat van de afdeling als geheel tot de keuze heeft geleid om het belang van de medewerkers en van de afdeling als geheel te laten prevaleren boven het belang van werkneemster. Op 7 oktober 2021 heeft RWS een externe kandidaat benoemd als Teamleider Noord Oost 4, die per 1 december 2021 in deze functie van start zal gaan. Werkneemster vordert de Staat der Nederlanden, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, te veroordelen om haar te werk te stellen als Teamleider Nautisch Team met plaats van tewerkstelling Noord Oost 4 in afwachting van de uitspraak in een mogelijke bodemprocedure.

Oordeel

Geschikte interne kandidaat

Niet in geschil tussen partijen is dat werkneemster gekwalificeerd is voor de functie van Teamleider Noord Oost 4. Werkneemster heeft al eerder als teamleider van het toenmalige Noord Oost 4 gewerkt en zij heeft daar toen ook naar tevredenheid gefunctioneerd. Voorts heeft werkneemster recentelijk (de afgelopen zomer) op verzoek van RWS een aantal weken waargenomen als Teamleider Noord Oost 4. Daarnaast volgt de kantonrechter werkneemster in haar standpunt dat thans sprake is van een feitelijke verzwaring van haar werkomstandigheden binnen team Noord Oost 3. Dit was – gelet op voormelde lange reistijd – reeds het geval toen werkneemster door RWS na haar re-integratie en tegen haar wens in werd tewerkgesteld in Noord Oost 3. De werkomstandigheden zijn vervolgens voor werkneemster feitelijk nog zwaarder geworden toen eind 2020 werd vastgesteld dat ze MS had waardoor zij (blijvend en progressief) beperkingen in haar mobiliteit ondervindt.

Werkomstandigheden Noord Oost 3 en 4

Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft werkneemster voldoende onderbouwd gesteld dat het werken als teamleider in Noord Oost 4 voor haar minder belastend is dan het werken in Noord Oost 3. Zo is onweersproken gesteld dat werkneemster voor haar huidige functie in Noord Oost 3 een reistijd van 4 à 5 uur per dag heeft en trappen moet lopen naar de tweede respectievelijk derde verdieping om de objecten op de Afsluitdijk te bezoeken, waarbij ze op handen en voeten boven aankomt. Weliswaar beschikt werkneemster over een dienstauto en geldt binnen Rijkswaterstaat dat reistijd als werktijd wordt gerekend, maar het is een feit van algemene bekendheid dat (langdurig) autorijden in het algemeen als inspannend wordt ervaren, zodat aannemelijk is dat een (aanmerkelijke) verkorting van de reistijd het werk minder zwaar maakt. Verder neemt de kantonrechter in aanmerking hetgeen partijen naar voren hebben gebracht over het bezoeken van de objecten in Noord Oost 4. Werkneemster heeft onweersproken gesteld dat zij via de valreep, die leuningen heeft en waarbij de afstand van het schip naar de wal circa twintig meter bedraagt, zonder rollator aan boord van de door haar te bezoeken objecten kan komen en dat de overige door haar te bezoeken objecten over een lift of slechts een kleine trap beschikken. Daarmee staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat het bezoeken van objecten in Noord Oost 4 minder belastend is voor werkneemster dan het bezoeken van objecten in Noord Oost 3.

Schending Reglement

Op grond van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht kan verder naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter genoegzaam worden vastgesteld dat Rijkswaterstaat in strijd met zijn eigen Reglement heeft gehandeld. RWS heeft enkel het organisatiebelang als afwijzingsgrond voor de aanstelling van werkneemster in Noord Oost 4 genoemd. Van een beoordeling van de sollicitatie op objectieve criteria zoals werkervaring en opleiding – wat het Reglement voorschrijft – is in het geheel niet gebleken. Evenmin heeft een gesprek plaatsgevonden of is anderzijds gebleken dat werkneemster bij de sollicitatie een eerlijke kans en een gelijke behandeling heeft gekregen, zoals het Reglement eveneens voorschrijft. Het voorgaande klemt temeer nu vaststaat dat ook geen schriftelijke mededeling is gedaan van de redenen voor afwijzing, zoals het Reglement voorschrijft. Bovendien is ook niet gesteld of gebleken dat werkneemster op de hoogte is gesteld van voormelde, door RWS gestelde, gang van zaken waarmee ook niet aan de in het Reglement voorgeschreven transparantie en het verschaffen van voldoende en relevante informatie is voldaan. De conclusie is dan ook dat Rijkswaterstaat bij de sollicitatieprocedure het Reglement heeft geschonden.

Belangenafweging

RWS heeft tot zijn verweer voorts nog aangevoerd dat het een groot belang heeft bij stabiliteit en continuïteit in de teams en dat de personele wisselingen in het verleden binnen de managementteams van de afdeling geen goed hebben gedaan, wat de reden is voor RWS dat werkneemster in haar functie op Noord Oost 3 dient te blijven. De kantonrechter overweegt dat het belang van een organisatie om stabiliteit in een team te hebben en te houden zeker te begrijpen is en dat een werkgever daar rekening mee mag houden in zijn afwegingen, maar dit is niet het enige belang waarmee een werkgever rekening dient te houden en dat geldt in het onderhavige geval in het bijzonder. Goed werkgeverschap in de zin van artikel 7:611 BW brengt mee dat een werkgever de verplichting heeft om binnen redelijke grenzen rekening te houden met eventuele beperkingen van zijn werknemers. Een werkgever dient ervoor te zorgen dat zijn werknemer geschikt blijft voor de functie en dient daarvoor aanpassingen te doen als dat nodig is, waarbij het niet alleen om (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemers gaat. Van een werkgever mag verlangd worden dat hij zorgdraagt voor het optimaal functioneren van zijn medewerkers. Het gaat om de erkenning dat er sprake is van beperkingen met een progressief verloop. Ondanks de beperkingen van werkneemster kan zij de functie van teamleider vooralsnog nog steeds uitvoeren, waarbij tevens vaststaat dat de werkomstandigheden in Noord Oost 4 substantieel minder belastend voor haar zijn dan die in Noord Oost 3. In het onderhavige geval betekent dit naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter dat het belang van de stabiliteit in het team Noord Oost 3 ondergeschikt is aan het grote persoonlijke belang van werkneemster om ingezet te worden op een voor haar momenteel minder belastende manier, in een functie waarvoor zij geschikt moet worden geacht.

Conclusie

Gelet op voormelde omstandigheden mag naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter van Rijkswaterstaat verlangd worden dat hij de belangen van werkneemster als werknemer, die met de beperkingen die ze heeft prima door kan werken, laat prevaleren boven het organisatiebelang. Werkneemster had en heeft er derhalve recht en belang bij om op de vacante functie geplaatst te worden. Niet gesteld of gebleken is dat er een andere interne, even geschikte kandidaat was die een nog groter belang had om in de vacante functie geplaatst te worden. Het feit dat inmiddels een extern iemand is aangenomen voor de functie is het gevolg van het handelen van Rijkswaterstaat in strijd met het Reglement en artikel 7:611 BW, waarvan de gevolgen voor rekening en risico van RWS zijn. Op grond van het voorgaande acht de kantonrechter dan ook aannemelijk dat de bodemrechter in dit geval zal oordelen dat Rijkswaterstaat ingevolge artikel 7:611 BW de verplichting heeft om rekening te houden met de beperkingen van werkneemster en haar belang dient te laten prevaleren boven het belang van de organisatie van het zo veel mogelijk behouden van stabiliteit in het management van de afdeling. De vordering wordt toegewezen.