Naar boven ↑

Rechtspraak

Babcock B.V./werknemer
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 16 november 2021
ECLI:NL:RBNHO:2021:11784
Werknemer handelt ernstig verwijtbaar door – ondanks loonsanctie(s) en waarschuwingen voor ontslag – zich lange tijd onbereikbaar te houden, geen gehoor te geven aan oproepen om passende arbeid te verrichten en niet te verschijnen op spreekuren van de bedrijfsarts.

Feiten

Werknemer is op 4 oktober 2017 in dienst getreden bij Babcock. Op 29 december 2020 heeft werknemer zich ziek gemeld. Bij brief van 18 februari 2021 is werknemer door Babcock uitgenodigd voor een re-integratiegesprek op 25 februari 2021. Op 19 februari 2021 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen werknemer en de bedrijfsarts. Op basis daarvan adviseerde de bedrijfsarts om werknemer vanaf 19 maart 2021 voor vier uur per dag te laten re-integreren in passende arbeid. Op 25 februari 2021 is werknemer, zonder bericht, niet op het re-integratiegesprek verschenen. Bij brief van 8 maart 2021 is werknemer uitgenodigd om op 10 maart 2021 op het spreekuur bij de re-integratieadviseur van de Arbodienst te verschijnen. Babcock heeft werknemer in die brief ook gewaarschuwd dat de loonbetaling zal worden opgeschort indien hij wederom zonder deugdelijke grond niet verschijnt. In een gesprek op 10 maart 2021 zijn met werknemer concrete afspraken gemaakt over zijn bereikbaarheid en is afgesproken dat werknemer op 22 maart 2021 met zijn re-integratiewerkzaamheden zou starten. Op 22 maart 2021 is werknemer, zonder bericht, niet op het werk verschenen. Omdat werknemer telefonisch niet bereikbaar was, heeft Babcock werknemer dezelfde dag per whatsappbericht gemeld dat hij de volgende dag, 23 maart 2021, om 13:30 uur verwacht werd om alsnog te starten met de re-integratie. Op 23 maart 2021 om 12:50 uur heeft werknemer een whatsAppbericht gestuurd naar Babcock waarin hij aangeeft dat het niet goed met hem gaat en dat hij niet op het werk zal verschijnen. Naar aanleiding van dit bericht heeft Babcock tevergeefs geprobeerd contact met werknemer te krijgen. Werknemer was telefonisch onbereikbaar en bezoeken aan het huisadres van werknemer op 24, 26 en 27 maart 2021 bleven zonder resultaat. Bij brief van 7 april 2021 is werknemer opgeroepen om zich op 13 april 2021 bij Babcock te melden, waarbij erop wordt gewezen dat de loondoorbetaling met terugwerkende kracht zal worden gestaakt in het geval werknemer geen gehoor geeft aan de oproep. Werknemer is op 13 april 2021, zonder bericht, niet verschenen. Per 13 april 2021 is de loonbetaling aan werknemer gestaakt. Op 28 juni 2021 heeft Babcock aan werknemer bericht dat een deskundigenoordeel bij het UWV is aangevraagd en hem verzocht hieraan mee te werken. Op 26 juli 2021 heeft het UWV Babcock laten weten dat het geen deskundigenoordeel kan afgeven, omdat werknemer telefonisch onbereikbaar is. Babcock verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden wegens verwijtbaar handelen zonder toepassing van de wettelijke opzegtermijn en vast te stellen dat werknemer niet in aanmerking komt voor een transitievergoeding nu sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Werknemer heeft geen verweer gevoerd.

Oordeel

Nu werknemer geen verweer heeft gevoerd, dient uitgegaan te worden van de juistheid van het feitencomplex dat Babcock aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren deze feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op. In de wetsgeschiedenis wordt het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen door de werknemer, als bedoeld in artikel 7:660a BW, als voorbeeld van de e-grond genoemd. Voldoende is gebleken dat werknemer herhaaldelijk geen gehoor heeft gegeven aan de verzoeken van Babcock om zijn re-integratieverplichtingen na te komen. Werknemer is zowel voor Babcock als de Arbodienst en het UWV niet bereikbaar geweest. Werknemer heeft op geen enkele (aangetekende) brief of e-mailbericht van Babcock gereageerd. Ook telefonisch is hij niet bereikbaar geweest en tijdens (meerdere) huisbezoeken was hij niet thuis. Afgezien van een whatsappbericht op 23 maart 2021 aan Babcock heeft werknemer na 10 maart 2021 niets meer van zich laten horen. Ook na de opgelegde loonsanctie(s) en waarschuwingen van Babcock voor ontslag is werknemer niet in actie gekomen. Gesteld noch gebleken is dat werknemer een (deugdelijke) reden had om niet aan zijn re-integratieverplichtingen te (kunnen) voldoen. Het enkele whatsappbericht van 23 maart 2021 is onvoldoende om een deugdelijke reden aan te nemen. Zo blijkt daaruit niet dat werknemer om medische redenen niet in staat was te re-integreren en/of in gesprek te gaan en blijven met Babcock, de bedrijfsarts en het UWV. De kantonrechter stelt verder vast dat Babcock aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 7:671b lid 5 BW heeft voldaan. Babcock heeft werknemer verschillende keren schriftelijk gemaand tot nakoming van zijn re-integratieverplichtingen en heeft de betaling van het loon gestaakt. Er is weliswaar geen deskundigenoordeel van het UWV overgelegd, maar de oorzaak daarvan is erin gelegen dat het UWV geen contact met werknemer heeft kunnen krijgen. Daardoor had het UWV onvoldoende informatie om een deskundigenoordeel te kunnen geven. Door deze omstandigheden kan naar het oordeel van de kantonrechter niet van Babcock worden gevergd dat zij beschikt over een (inhoudelijk) deskundigenoordeel, zodat het ontbreken daarvan geen omstandigheid is die in de weg staat aan toewijzing van het ontbindingsverzoek. Gelet op het voorgaande wordt het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer toegewezen. Tevens kwalificeert de kantonrechter de gedragingen van werknemer als ernstig verwijtbaar en zal hij de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 9 BW ontbinden met ingang van de dag na de uitspraak van de beschikking. Gelet op artikel 7:673 lid 7 sub c BW wordt ten slotte geoordeeld dat Babcock geen transitievergoeding aan werknemer verschuldigd is.