Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 24 december 2021
ECLI:NL:RBMNE:2021:6443
Werknemer verzoekt in kort geding schorsing van het concurrentiebeding. Volgens werknemer had het beding wegens een ingrijpende functiewijziging opnieuw moeten worden overeengekomen. Werkgeefster betwist dit. Schorsingsverzoek afgewezen.

Feiten

Werknemer is sinds 1 april 2016 in dienst van werkgeefster, een onderneming die zich bezighoudt met zuivel en babyvoeding. Werknemer is aanvankelijk gestart als digitalmarketingmanager en is in 2019 benoemd in de functie van digitalmediamanager. Voor beide aanstellingen zijn partijen separaat een concurrentiebeding overeengekomen. Werknemer zegt de arbeidsovereenkomst op tegen 1 november 2021 om in de functie van E-commerce director in dienst te treden bij een directe concurrent van werkgeefster. Werkgeefster maakt bezwaar tegen deze indiensttreding. In kort geding verzoekt werknemer schorsing van het concurrentiebeding omdat hij van mening is dat er in 2020 sprake is geweest van een materiële functiewijziging met aanzienlijk meer verantwoordelijkheden, waardoor er een nieuw concurrentiebeding had moeten worden overeengekomen. Werkgeefster betwist – onder verwijzing naar de AVM-arresten – gemotiveerd dat er sprake is van een daadwerkelijk ingrijpende functiewijziging.   

Oordeel

Naar het oordeel van de kantonrechter heeft werknemer onvoldoende onderbouwd dat zijn functie in 2020 daadwerkelijk ingrijpend is gewijzigd. Niet alleen ontbreekt van de door hem gestelde functiewijziging een schriftelijke vastlegging, maar ook is niet gebleken dat zijn arbeidsvoorwaarden, waaronder zijn salaris, aan de door hem gestelde functiewijziging zijn aangepast. Ook is onduidelijk gebleven waarom het concurrentiebeding als gevolg van de door hem gestelde wijziging zwaarder op hem zou zijn gaan drukken, dat wil zeggen hem in grotere mate zou zijn gaan beperken. De kantonrechter is daarom voorshands van oordeel dat het bestaande concurrentiebeding toepasselijk is gebleven en er vanuit juridisch oogpunt geen aanleiding was het concurrentiebeding nogmaals overeen te komen. Vervolgens onderzoekt de kantonrechter of er aanleiding is te veronderstellen dat een bodemrechter het concurrentiebeding zal vernietigen of beperken (art. 7:653 lid 3 BW). Op grond van dit artikel kan de rechter een concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen indien het beding niet noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen of indien de werknemer in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever door het beding onbillijk wordt benadeeld. De kantonrechter stelt vast dat werknemer in de door hem beoogde functie van E-commerce director bij de concurrent werkzaamheden gaat verrichten die niet volledig los kunnen worden gezien van de werkzaamheden die hij bij werkgeefster verrichtte. Daardoor is het werknemer in beginsel niet toegestaan om bij de concurrent te gaan werken. Werkgeefster heeft een gerechtvaardigd en zwaarwegend belang bij bescherming van haar bedrijfsdebiet.