Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/werknemer
Rechtbank Den Haag (Locatie Leiden), 26 januari 2022
ECLI:NL:RBDHA:2022:562
Werkgever verzoekt ontbinding arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. Hoewel er sprake is van een opzegverbod wegens ziekte volgt in het belang van werknemer toch een ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Feiten

Werknemer is in dienst van werkgever. Werkgever verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. Werkgever geeft in het ontbindingsverzoek aan dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en dat herplaatsing van werknemer niet meer mogelijk is. Partijen valt over en weer geen verwijt te maken. Werknemer is ziek, verzet zich tegen inwilliging van het verzoek maar erkent wel dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding die zijn herstel ernstig belemmert.

Oordeel

Gelet op de inhoud van het verzoek- en verweerschrift is in deze procedure aannemelijk geworden dat er geen basis meer aanwezig is voor een verdere voortzetting van de arbeidsovereenkomst en herplaatsing van werknemer niet meer mogelijk moet worden geacht, waarbij geen van partijen een verwijt valt te maken. Volgens de kantonrechter is er sprake van een opzegverbod op grond van artikel 7:670, eerste lid, van het BW omdat werknemer ziek is. Artikel 7:671b, tweede lid, van het BW bepaalt dat het verzoek daarom niet kan worden ingewilligd. Er is echter gebleken dat sprake is van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst in het belang van de werknemer behoort te eindigen (artikel 7:671b, zesde lid onder b, van het BW). Uit de stukken, en met name het spreekuurverslag van 14 januari 2022, volgt dat instandhouding van de arbeidsovereenkomst herstel van de werknemer ernstig belemmert. Ontbinding volgt met toekenning van de transitievergoeding ter hoogte van € 2.605,42.