Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Zutphen), 26 januari 2022
ECLI:NL:RBGEL:2022:351
Feiten
Concreet Hygiëne B.V. (hierna: Concreet) verricht schoonmaakwerkzaamheden voor bedrijven in de voedings- en levensmiddelenindustrie. Concreet sluit een overeenkomst van opdracht voor onbepaalde tijd voor het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden. Opdrachtgever is een onderneming die schaal- en schelpdieren in Europa verkoopt. In de overeenkomst is opgenomen dat Concreet bepaalt wie van haar werknemers de opdracht uitvoert en dat Concreet leiding en toezicht houdt op de uit te voeren werkzaamheden. In de algemene voorwaarden van Concreet is een overnamebeding opgenomen met betrekking tot het overnemen van personeel. Opdrachtgever zegt de overeenkomst op tegen 1 januari 2021 wegens overname door een ander bedrijf. Per 1 februari 2021 is een aantal werknemers van Concreet in dienst getreden bij opdrachtgever, waarop Concreet opdrachtgever wegens het overtreden van het overnamebeding heeft gesommeerd een boete van € 111.000 te betalen. Opdrachtgever stelt geen boete verschuldigd te zijn en legt de sommatie terzijde. Betrokken werknemers zijn in november 2021 gestopt met werken bij opdrachtgever. Concreet verzoekt opdrachtgever te veroordelen tot betaling van een boete van in totaal € 170.000 en tevens betaling van de proceskosten. Opdrachtgever betwist de vorderingen op grond van de stelling dat het overnamebeding in strijd is met het belemmeringsverbod van artikel 9a lid 1 Waadi en dus nietig is (nietigheidsverweer).
Oordeel
De rechtbank toetst aan de hand van artikelen 1 lid 1 sub c en 9a Waadi. Vervolgens staat de rechtbank – onder verwijzing naar de arresten van de HR 17 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:B06755 en HR 4 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2356 (Care4Care) – stil bij de vraag onder wiens leiding en toezicht de werkzaamheden hebben plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt dat de werknemers onder leiding en toezicht van Concreet hebben gestaan. Bepalend voor dit oordeel zijn de volgende feiten en omstandigheden: (a) de opdracht betrof een integrale overname van de schoonmaakwerkzaamheden voor een vaste prijs, (b) Concreet heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de leiding over en het toezicht op de door werknemers verrichte arbeid bij Concreet lag en niet bij opdrachtgever. De rechtbank oordeelt dat artikel 9a Waadi, gelet op artikel 1 lid 1 sub c Waadi daarom niet van toepassing is op het onderhavige geschil, waarmee het nietigheidsverweer van opdrachtgever wordt gepasseerd. Vervolgens is de vraag aan de orde of opdrachtgever het overnamebeding heeft geschonden. Opdrachtgever heeft gemotiveerd betwist het overnamebeding te hebben geschonden. Dit is voor de rechtbank aanleiding Concreet bij tussenvonnis in de gelegenheid te stellen om nader bewijs aan te leveren van haar stelling dat het overnamebeding door opdrachtgever tot viermaal toe is geschonden.