Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Leeuwarden), 28 december 2021
ECLI:NL:RBNNE:2021:5487
Feiten
Op 18 januari 2018 hebben X en D (eveneens werkzaam bij werkgever) een WhatsApp-conversatie met elkaar gevoerd. Op 26 januari 2018 heeft X via WhatsApp aan D gevraagd: ‘Morgen die werrie gaat wel door?’. D heeft X hierop laten weten dat het niet lukt en dat hij er nog op terug komt. Op 6 en 7 februari 2018 hebben X en D eveneens een WhatsApp-conversatie gevoerd en vervolgens schrijft X op 9 februari 2018 aan D: ‘Bro ik ga even met de auto moskee, dus als je mij ziet niet raar denken’. Op 25 februari 2018 heeft opnieuw een WhatsApp-conversatie plaatsgevonden tussen X en D. Op 8 maart 2018 stuurt X de volgende WhatsApp-berichten aan D: ‘Heb je auto nodig? Ik ga osso nu. Als je waggie nodig hebt zeg maar’ en vervolgens op 9 maart 2018: ‘Bro ik ga even sisha lounge. Met je waggie’. Op 18 maart 2018 vanaf 15.38 uur vindt een WhatsApp-gesprek plaats in een WhatsApp-groep. Eveneens op 18 maart 2018, om 19.20 uur, heeft D WhatsApp-berichten aan X gestuurd. Dezelfde dag, 18 maart 2018 omstreeks 19.40 uur heeft A, tijdens het bezorgen van een pizza, een eenzijdig auto-ongeluk gehad, waarbij hij frontaal tegen een boom is gebotst. X is ernstig gewond geraakt bij het ongeval. Nadien hebben eveneens nog enkele conversaties via WhatsApp plaatsgevonden tussen X en D. De zussen van X hebben eveneens een schriftelijke verklaring afgelegd. X vordert voor recht te verklaren dat werkgever aansprakelijk is jegens X op grond van artikel 7:658 BW voor de door X geleden en nog te lijden schade als gevolg van het verkeersongeval van 18 maart 2018, dan wel voor recht te verklaren dat werkgever op grond van artikel 7:611 BW te kort is geschoten in zijn verplichting om voor een behoorlijke verzekering zorg te dragen.
Oordeel
Uitleg en kwalificatie arbeidsovereenkomst
Arbeid en loon
Niet in geschil tussen partijen is dat er (persoonlijk) arbeid is verricht door X voor werkgever Evenmin is in geschil dat deze arbeid met name bestond uit het bezorgen van pizza's, maar dat ook bijvoorbeeld het vouwen van dozen deel uitmaakte van de arbeid. Partijen verschillen van mening over hetgeen zij zouden hebben afgesproken over de arbeidstijden. Gelet op het verband met de gezagscomponent van een arbeidsovereenkomst, zal dit onderwerp aan de orde komen. Het enkele feit dat er persoonlijk arbeid is verricht door X zegt naar het oordeel van de kantonrechter op zich weinig over de aanwezigheid of afwezigheid van een arbeidsovereenkomst. Ook bij een opdrachtovereenkomst is er immers sprake van het verrichten van arbeid. De kantonrechter stelt voorts vast dat geen sprake is geweest van het verstrekken van loonstroken door werkgever en dat X hier ook nooit naar heeft gevraagd, terwijl de boekhouder heeft verklaard dat werkgever sinds zijn oprichting geen personeel in loondienst heeft gehad. Gelet op voormelde omstandigheden en op het feit dat niet gesteld of gebleken is dat er concrete schriftelijke salarisafspraken zijn gemaakt tussen partijen, is de kantonrechter van oordeel dat de (contante) wijze van betaling – waaronder ook begrepen de omstandigheid dat de contante betalingen, naar X zelf heeft aangevoerd, wisselend waren – eerder wijst op de afwezigheid dan op de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst.
Gezagsverhouding en gedurende zekere tijd
Uit de gang van zaken zoals partijen die hebben geschetst en zoals die ook naar voren komt in de correspondentie blijkt eerder van het ontbreken van een gezagsrelatie dan van het aanwezig zijn daarvan. Zo ligt het initiatief om bij de pizzeria te gaan werken blijkens het WhatsApp-bericht van 18 januari 2018 bij A, die daarbij aangeeft op welke tijden hij kan werken, namelijk alleen in het weekend. In de daaropvolgende correspondentie van 6 februari 2018 is het D die vraagt of X wil komen werken, waar X vervolgens mee instemt. In het bericht van 7 februari 2018 ligt het initiatief om te gaan werken wederom bij A. In het WhatsApp-bericht van 25 februari 2018 komt naar voren dat X met collega's bepaalde wie welke werkzaamheden deed. Daarbij komt dat de (informele) toon van de WhatsApp-berichten geenszins wijzen in de richting van een gezagsverhouding. Dat D af en toe instructies gaf, wordt niet doorslaggevend geacht voor de beoordeling van de vraag of er een gezagsrelatie tussen partijen aanwezig was. Daarnaast volgt de kantonrechter X niet in zijn stelling dat partijen vaste werktijden voor onbepaalde tijd overeen zijn gekomen. Uitleg van hetgeen partijen in de WhatsApp-correspondentie met elkaar hebben afgesproken leidt niet tot het oordeel dat partijen hebben bedoeld vaste afspraken te maken omtrent werkdagen en arbeidsduur en dat X daar redelijkerwijs van uit mocht gaan.
Overige omstandigheden
Vast staat dat X en D vrienden waren, welke vriendschappelijke relatie doorklinkt in de aard, de toon en de inhoud van de WhatsApp-conversaties, zowel voor als na het ongeval. Hieruit blijkt dan ook veel meer een relatie van vrienden, dan een relatie van werkgever en werknemer. Daarbij komt dat blijkens de WhatsApp-berichten, X gebruik maakte van de auto van werkgever voor het bezoeken van bijvoorbeeld de moskee of een sishalounge. Tevens wordt van belang geacht als contra-indicatie voor het aannemen van een arbeidsovereenkomst dat er geen sprake is geweest van doorbetaling bij ziekte van X. Eveneens is niet gesteld of gebleken is dat partijen op enig moment hebben gesproken over re-integratie.
Conclusie
Alle omstandigheden bij elkaar genomen stelt de kantonrechter vast dat er weliswaar gedurende zekere tijd persoonlijke arbeid is verricht door X en dat hij daarvoor geld heeft ontvangen, maar dat de overige omstandigheden, waaronder de wijze van betaling, de vriendschappelijke relatie tussen partijen en het (deels daarmee samenhangende) ontbrekende gezagselement dat zich onder meer uitte doordat X zelf bepaalde wanneer hij wel en niet werkte, meer wijzen op de afwezigheid van een arbeidsovereenkomst dan op de aanwezigheid ervan. Uit de overgelegde correspondentie blijkt naar het oordeel van de kantonrechter eerder dat A, als vriend van D, incidenteel werkzaamheden uitvoerde voor werkgever als hem dat uitkwam, omdat hij geld wilde sparen, waarvoor werkgever hem dan contant betaalde. Al met al is de kantonrechter van oordeel dat de rechten en plichten die partijen zijn overeengekomen hier niet kunnen worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst, zodat geen sprake is (geweest) van een relatie werkgever-werknemer ten tijde van het ongeval van X op 18 maart 2018. De gevorderde verklaring voor recht zal dan ook worden afgewezen.