Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 3 maart 2022
ECLI:NL:RBOBR:2022:771
Feiten
De kantonrechter heeft bij deelbeschikking van 6 oktober 2021 de arbeidsovereenkomst tussen het notariskantoor en werknemer per 1 maart 2022 voorwaardelijk ontbonden. De gestelde voorwaarde is in vervulling gegaan, aangezien het notariskantoor geen gebruik heeft gemaakt van de hem geboden mogelijkheid het verzoek tot ontbinding in te trekken. Het notariskantoor verzoekt de kantonrechter terug te komen op haar beslissingen en de arbeidsovereenkomst alsnog wegens een toerekenbare tekortkoming te ontbinden. Werknemer vordert betaling van achterstallig vakantieloon en vakantietoeslag.
Oordeel
Terugkomen op beslissing
De beschikking van 6 oktober 2021 is deels een tussenbeschikking, deels een eindbeschikking. De kantonrechter kan, gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, niet terugkomen op de beslissingen zoals vermeld in het dictum. Dit betreft beslissingen waarmee omtrent enig deel van het verzochte een einde is gemaakt. Voor zover het notariskantoor het met die beslissingen niet eens is, zal het hoger beroep moeten instellen en om schorsing moeten verzoeken van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring.
Achterstallig vakantieloon en -toeslag
Behoudens de gesignaleerde schrijf- en telfouten in het overzicht met overuren vindt de kantonrechter dat het notariskantoor onvoldoende de juistheid heeft betwist van de door werknemer gedeclareerde overuren die hij aan zijn verzoeken ten grondslag heeft gelegd. De kantonrechter stelt bij de beoordeling van de vordering voorop dat volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie EU het recht op loon tijdens vakantie niet restrictief mag worden uitgelegd, wat betekent dat de werknemer voor deze periode zijn normale loon dient te ontvangen. Anders dan werknemer stelt, is de kantonrechter van oordeel dat de prestatiebeloning (of bonus) van werknemer niet te beschouwen is als een financiële vergoeding voor een last die intrinsiek samenhangt met de uitvoering van de taken die werknemer zijn opgedragen in zijn arbeidsovereenkomst. De prestatiebonus of bonus behoort dus niet tot het gebruikelijke loon. De kantonrechter is van oordeel dat de situatie als hier aan de orde, waarin een werkgever het feitelijk aan het inzicht van de werknemer overlaat of deze extra (over)werk verricht zonder daartoe steeds een expliciete instructie te geven, valt onder of gelijk te stellen is met “een uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichting” als de werkgever de met dat werk gemoeide overuren jarenlang zonder enige opmerking aan die werknemer heeft uitbetaald en niet is betwist dat tegenover die overuren ook productie (en dus omzet voor de werkgever) staat. Uit het overzicht van overuren blijkt dat werknemer op regelmatige basis overwerk heeft verricht. Verder is niet in geschil dat de door het notariskantoor aan werknemer uitbetaalde overuren jarenlang een belangrijk onderdeel vormden van de totale vergoeding die werknemer voor zijn werkzaamheden ontving. Aldus is voldaan aan de voorwaarden die zijn ontwikkeld in de jurisprudentie van het HvJ EU en is er een juridische grondslag voor het toewijzen van het nevenverzoek. Ter zake van het verzoek ten aanzien van achterstallige vakantietoeslag heeft werknemer een beroep gedaan op het bepaalde in de WML. Het notariskantoor heeft niet betwist dat, zoals door werknemer gesteld, de prestatie- of variabele beloning en het overwerk onder het loonbegrip van de WML vallen. Ook hier bestaat dus een juridische grondslag voor het verzoek.