Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 3 maart 2022
ECLI:NL:RBOBR:2022:772
Feiten
Werknemer is op 1 mei 1992 bij het notariskantoor in dienst getreden in de functie van notarisklerk. Met werknemer is eindjaren negentig een prestatiebonus overeengekomen. Naar aanleiding van het bekend worden van de bonusafspraak onder het overige personeel is op het notariskantoor een problematische situatie op de werkvloer ontstaan. Dit heeft geleid tot een conflict tussen werknemer en het notariskantoor. Sinds 24 juni 2021 verricht werknemer geen werkzaamheden meer. Het notariskantoor heeft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht. De kantonrechter heeft bij beschikking van 6 oktober 2021 onder meer de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden per 1 maart 2022 wegens het bestaan van een verstoorde arbeidsrelatie. Het notariskantoor heeft geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid het ontbindingsverzoek in te trekken. Het notariskantoor heeft werknemer per brief van 7 december 2021 (voorwaardelijk) op staande voet ontslagen wegens het valselijk declareren van overuren. Op 17 december 2021 heeft het notariskantoor aangifte gedaan tegen werknemer van fraude, valsheid in geschrift en oplichting. Werknemer verzoekt het door het notariskantoor gegeven ontslag op staande voet te vernietigen.
Oordeel
De kantonrechter is van oordeel dat niet in voldoende mate is komen vast te staan dat werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan het valselijk declareren van overuren. Uit de brief waarbij werknemer op staande voet ontslagen is, blijkt dat het notariskantoor onder het valselijk declareren van overuren verstaat het opzettelijk, dat wil volgens de kantonrechter zeggen willens en wetens, declareren van overwerkuren die hij niet heeft gewerkt. Het notariskantoor kwalificeert het aan werknemer verweten gedrag als bedrog. Omdat niet in voldoende mate is komen vast te staan dat werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan het hiervoor omschreven gedrag, is er geen sprake van een dringende reden. Daarbij weegt mee dat werknemer tot en met het indienen van het ontbindingsverzoek niet door het notariskantoor is aangesproken op zijn overuren en de wijze waarop hij deze declareerde. De hem nu zwaar aangerekende fouten en/of onjuistheden dateren van minstens vijf jaar geleden. Het kantoor had de fouten eerder kunnen ontdekken. De kantonrechter vindt het aannemelijk dat de gesignaleerde schrijf- en optelfouten te wijten zijn aan onoplettendheid, zeker nu een aantal van de gemaakte fouten in het nadeel van werknemer waren. Verder vindt ze aannemelijk dat de gesignaleerde fouten al met al tot een relatief klein financieel nadeel voor het notariskantoor hebben geleid. Gelet op dit alles leveren die schrijf- en optelfouten geen dringende reden op om een werknemer met 29-jarig dienstverband zonder eerdere waarschuwing op staande voet te ontslaan. Voorts is de kantonrechter van oordeel dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. Omdat het ontslag op staande voet is vernietigd en de arbeidsovereenkomst ook na 7 december 2021 voortduurt, zal de kantonrechter het verzoek tot nabetalen van het niet-betaalde loon en het doorbetalen van het loon toewijzen. De kantonrechter zal tevens de prestatiebeloning over 2021 toekennen. Nu uit de beschikking van 6 oktober 2021 volgt dat het voor rekening en risico van het notariskantoor komt dat werknemer na 24 juni 2021 niet meer voor het notariskantoor heeft gewerkt en het notariskantoor een ernstig verwijt kan worden gemaakt van het verstoord raken van de arbeidsverhouding is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar dat werknemer ook over de periode na 24 juni 2021 aanspraak maakt op de jaarlijkse prestatiebeloning over 2021.