Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 5 juli 2022
ECLI:NL:GHSHE:2022:2200
Feiten
Werknemer is op 1 mei 2002 als uitzendkracht in de functie van magazijnmedewerker bij DHL Supply Chain (Netherlands) B.V (hierna: DHL) in dienst getreden. Op grond van de arbeidsovereenkomst was werknemer sinds 1 mei 2003 in vaste dienst van DHL als warehouse operator. Op 4 december 2007 is werknemer tijdens zijn werk een ongeval overkomen waarna hij met ernstig hoofdletsel naar het ziekenhuis is vervoerd. De inspecteur van de Arbeidsinspectie heeft na onderzoek op 11 januari 2008 geconcludeerd geen verband te kunnen vaststellen tussen een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet en de oorzaak van het arbeidsongeval. In een brief van 19 oktober 2012 heeft werknemer DHL aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden en nog te lijden schade. DHL heeft deze brief doorgestuurd naar haar bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeraar AIG Europe S.A. (hierna: AIG) die de aansprakelijkheid van DHL van de hand heeft gewezen. Door het bedrijfsongeval heeft werknemer blijvend letsel opgelopen. Werknemer is met ingang van maart 2013 voor 59,39% arbeidsongeschikt beoordeeld in de zin van de WIA. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de verklaring voor recht dat DHL aansprakelijk is op grond van artikel 7:658 BW toegewezen en DHL c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de schade.
Oordeel
Voor zover DHL c.s. inroepen dat het bedrijfsongeval niet in verband staat met een overtreding van enige Arbovoorschrift of Arbonorm, overweegt het hof dat naleving van dergelijke regelingen niet steeds vrijwaart van iedere aansprakelijkheid. DHL c.s. betogen dat werknemer een ervaren arbeidskracht is, is getraind en is gecertificeerd voor veiligheidsinstructies en dat werknemer bekend is met de hem ook toegezonden veiligheidsregels, waaronder de door hem geschonden veiligheidsregel 7 dat alle lichaamsdelen binnen de truck moeten worden gehouden. Deze ingeroepen omstandigheden doen echter niet af aan de op DHL rustende werkgeversverplichting tot het nemen van preventieve maatregelen en om te waarschuwen en instrueren en om toezicht te houden op de naleving. Ook dient DHL rekening te houden met het ervaringsfeit dat zelfs een ervaren en geïnstrueerde werknemer nalaat om de voorzichtigheid in acht te nemen die ter voorkoming van ongelukken geraden is. Bij al het voorgaande komt nog dat voor de kennelijk gebruikelijk situatie dat met trucks naar de buizenpost moet worden gereden om nieuwe orders op te halen, gesteld noch gebleken is van enige concrete (werk)instructie en/of van enig concreet toezicht op de naleving van de door DHL bedoelde veiligheidsinstructies en veiligheidsregels. Waar DHL bovendien volledige zeggenschap en invloed heeft over het gebruik van de trucks, de buizenpost en de daarvoor relevante arbeidsomstandigheden, had in redelijkheid van DHL mogen worden verwacht en gevergd dat zij had gezorgd voor op deze potentieel gevaarlijke situaties toegesneden (werk)instructies, veiligheidsvoorschriften en voor concreet toezicht op de naleving op de werkvloer om de veiligheid van werknemers zoals werknemer zo veel mogelijk te bevorderen. Dit geldt nog meer nu het klaarblijkelijk mogelijk was om de buizenpost hangend uit een truck op te vangen. Van dergelijke instructies en maatregelen is echter niet gebleken. Voor zover DHL c.s. erop wijzen dat collega’s zijn geïnstrueerd om elkaar op onveilige situaties te wijzen, volstaat dat in dit verband niet. In het licht van het voorgaande oordeelt het hof dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat DHL aansprakelijk is voor de schade.