Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werkneemster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 5 oktober 2022
ECLI:NL:RBMNE:2022:3961
Werkneemster heeft door het delen van vertrouwelijke informatie over de zelfmoordpoging van een publiek persoon in strijd gehandeld met een geheimhoudingsbeding uit de vaststellingsovereenkomst.

Feiten

Werkneemster is van 2007 tot 1 maart 2020 in dienst geweest bij werkgeefster als officemanager. A is enig aandeelhouder en bestuurder van werkgeefster. Tussen A en werkneemster heeft gedurende lange tijd ook een vriendschappelijke relatie bestaan. Op 6 november 2019 vond een mondelinge behandeling plaats in een arbeidsrechtelijke procedure tussen werkneemster en werkgeefster. Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten die is vastgelegd in het proces-verbaal van de behandeling. Hierin spreken partijen onder meer af dat ze zich houden aan een geheimhoudingsbepaling. Op 15 juni 2020 vond een mondelinge behandeling plaats in een procedure tussen werkneemster en A, die betrekking had op woonruimte die werkneemster van A huurde. Tijdens deze procedure werd werkneemster bijgestaan door mr. Tomlow. Mr. Tomlow heeft tijdens de mondelinge behandeling het een en ander genoemd over de mentale staat van A. Na afloop van de zitting heeft mr. Tomlow zijn pleitnota ter beschikking gesteld van de aanwezige journalisten van Story en Privé. In beide roddelbladen is mr. Tomlow vervolgens geciteerd. Werkgeefster vordert onder meer een verklaring voor recht dat werkneemster in strijd met het geheimhoudingsbeding heeft gehandeld zoals opgenomen in de beëindigingsovereenkomst.

Oordeel

De beoordeling van deze zaak komt neer op de uitleg van de bepalingen van de vaststellingsovereenkomst die werkneemster en werkgeefster gesloten hebben in het kader van de beëindiging van hun arbeidsrelatie. De kantonrechter is van oordeel dat uit de tekst van het geheimhoudingsbeding volgt dat het gaat om zowel het geheim houden van vertrouwelijke bedrijfsinformatie als om het geheimhouden van vertrouwelijke informatie over privéaangelegenheden over A. Anders dan A is de kantonrechter van oordeel dat werkneemster haar informatie met betrekking tot de gezondheidssituatie en zelfmoordpoging van A niet heeft verkregen uit hoofde van haar functie als officemanager van werkgeefster, maar uit hoofde van haar jarenlange vriendschap met A. Werkneemster heeft vanuit deze vertrouwelijke relatie met A zorgtaken op zich genomen, die in geen verband stonden tot haar betaalde functie als officemanager. Ten aanzien van het geheimhouden van vertrouwelijke bedrijfsinformatie is aldus geen sprake van overtreding van het geheimhoudingsbeding. Daarentegen is er wel sprake van overtreding van het geheimhoudingsbeding ten aanzien van het geheimhouden van vertrouwelijke informatie over privéaangelegenheden. De bepaling heeft betrekking op vertrouwelijke informatie over A waar werkneemster bekend mee is geworden. Volgens werkneemster was zij gerechtigd om informatie met betrekking tot de zelfmoordpoging van A te delen, omdat dit noodzakelijk was in het kader van haar verdediging tegen de door A gevorderde ontbinding en ontruiming van de door werkgeefster gehuurde woning. De kantonrechter is echter van oordeel dat het in het kader van de verdediging door werkneemster niet noodzakelijk was om uit te wijden over de zelfmoordpoging van A . Werkneemster wist als geen ander dat A een publiek persoon is en zij had op grond van haar geheimhoudingsplicht ten aanzien van privéaangelegenheden van A, deze vertrouwelijke informatie niet op deze wijze mogen gebruiken. Bovendien had werkneemster met andere woorden hetzelfde kunnen bereiken. De gevorderde verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar. Verder stelt werkgeefster dat zij schade heeft geleden, omdat TMG een schadeclaim bij haar heeft ingediend. Ter gelegenheid van de zitting heeft A verklaard dat TMG nog geen vordering heeft ingesteld en dat onduidelijk is of deze ingesteld wordt. De zelfmoordpoging waarover TMG publiceerde, betreft immers een andere dan die waarover werkneemster zich heeft uitgelaten. Het is dus maar de vraag of A de door TMG betaalde € 10.000 terug zal moeten betalen. Deze vordering wordt daarom afgewezen.