Rechtspraak
Feiten
Werknemer is sinds 2016 werkzaam voor werkgeefster, in eerste instantie via een payroll-overeenkomst en daarna via een uitzendovereenkomst met Paycompany Flex 2 B.V. (hierna: Paycompany). De uitzendovereenkomst liep tot en met 25 juli 2021. Hierna is werknemer op verzoek van werkgeefster op 16 augustus 2021 weer komen werken bij werkgeefster. Na onenigheid tussen partijen is werknemer door werkgeefster op non-actief gesteld. In november 2021 is werknemer een procedure begonnen tegen werkgeefster waarin hij onder andere heeft gevorderd om zijn werkzaamheden weer te mogen uitvoeren en om werkgeefster te veroordelen tot betaling van (achterstallig) loon. De voorzieningenrechter heeft toen voorlopig geoordeeld dat met ingang van 16 augustus 2021 een arbeidsovereenkomst tussen partijen bestaat en dat werknemer recht heeft op wedertewerkstelling en loondoorbetaling vanaf 16 augustus 2021. Begin 2022 heeft werkgeefster de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden, welk verzoek op 22 februari 2022 door de kantonrechter is afgewezen. Na deze beschikking heeft werknemer werkgeefster verzocht om in overleg te treden en om hem loonspecificaties, een jaaropgave en een schriftelijke arbeidsovereenkomst toe te sturen, maar hier heeft werkgeefster geen gehoor aan gegeven. Werknemer verzoekt een verklaring voor recht dat van hem onder de gegeven omstandigheden niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten en dat deze billijkheidshalve dient te eindigen en aldus de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van artikel 7:671c BW onder toekenning van een billijke vergoeding ter grootte van €73.632,50.
Oordeel
Volgens de kantonrechter is sprake van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. De kantonrechter baseert dit oordeel op de volgende omstandigheden: (i) werkgeefster heeft het vonnis van de voorzieningenrechter van 3 december 2021 niet nageleefd, (ii) werkgeefster heeft in december 2021 voor het laatst uit zichzelf loon betaald aan werknemer, (iii) werkgeefster heeft ondanks herhaaldelijke verzoeken geen loonspecificatie en jaaropgave aan werknemer verstrekt, (iv) werkgeefster heeft geen schriftelijke arbeidsovereenkomst aan werknemer verstrekt en (v) werkgeefster heeft geen gehoor gegeven aan de verzoeken van werknemer om na de beschikking van de kantonrechter van 22 februari 2022 met elkaar in gesprek te gaan. De verzochte verklaring voor recht en de ontbinding zullen dus worden toegewezen. Verder heeft werknemer gesteld dat zijn loon moet worden gebaseerd op de cao Bouw & Infra, nu deze algemeen verbindend is verklaard en van toepassing is op alle werkgevers in de sector Bouw & Infra. Volgens werkgeefster is daarentegen de cao Groen, Grond en Infra van toepassing. De kantonrechter overweegt dat met de beperkte gegevens die partijen op dit punt hebben verstrekt, niet vast te stellen is welke cao hier van toepassing is. Partijen zullen zich hierover dan ook nog nader moeten uitlaten. Ook heeft werkgeefster ernstig verwijtbaar gehandeld door werknemer te negeren en is daarom een billijke vergoeding van één jaarsalaris op zijn plaats. Werknemer is immers genoodzaakt een nieuwe baan te zoeken, terwijl de arbeidsovereenkomst (zonder de verwijtbare gedragingen) naar verwachting nog een geruime periode had voortgeduurd. Welk bedrag de kantonrechter als billijke vergoeding zal toekennen is mede afhankelijk van de informatie die partijen ten aanzien van de toepasselijke cao zullen geven. De kantonrechter houdt de beslissing in afwachting daarvan aan. Ditzelfde geldt voor de hoogte van de transitievergoeding en betaling van achterstallig loon.