Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Vesteda Investa Management B.V.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 1 november 2022
ECLI:NL:GHARL:2022:9287
Partijen procederen al 21 jaar over de vraag of geprivatiseerd ambtenaar, voorheen werkzaam bij (rechtsopvolger) ABP, aanspraak heeft op wachtgeld ten laste van werkgever. Eindarrest na verwijzing door de Hoge Raad. Het hof vernietigt de uitspraak van de kantonrechter en wijst een aantal vorderingen van werknemer toe.

Feiten

Werknemer werkte vanaf 1987 bij het ABP, dat in 1996 werd geprivatiseerd tot (de rechtsvoorganger van) Vesteda. Na de privatisering zijn er problemen ontstaan die hebben geleid tot periodes van situationele arbeidsongeschiktheid van werknemer en uiteindelijk tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter in 2000. Daarna is een conflict ontstaan over (met name) het wachtgeld dat aan werknemer toekomt. Werknemer heeft hierop aanspraak gemaakt, maar Vesteda heeft geweigerd en naar de uitkeringsinstantie gewezen. Er volgen verschillende procedures. Werknemer  heeft bij de kantonrechter een schadestaatprocedure tot schadevergoeding aanhangig gemaakt, bestaande uit onder meer gemist wachtgeld en kosten van alle gevoerde (tien) procedures. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 12 juni 2013 onder meer geoordeeld dat een deskundige moet worden benoemd en daarbij de uitgangspunten/parameters voor de vaststelling van de schade geformuleerd. In overleg met partijen is tegen dit tussenvonnis hoger beroep opengesteld. Het Hof  ’s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 1 september 2015, AR 2015-0845, dat vonnis bekrachtigd. Bij arrest van 20 juni 2017 heeft de Hoge Raad het arrest van het hof vernietigd en het geding verwezen naar het Hof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing. Daarbij speelt onder meer de vraag naar de verhouding tussen beslissingen genomen in de hoofdzaak en beslissingen in de schadestaatprocedure. Er volgt een tussenarrest van het Hof Leeuwarden  van 16 november 2021, AR 2021-1442. Partijen hebben vervolgens te kennen gegeven dat geprobeerd is om gehoor te geven aan de oproep in het tussenarrest om alsnog samen tot een oplossing te komen op basis van de nader afgebakende uitgangspunten, maar dat zij geen minnelijke regeling hebben kunnen bereiken. Het hof heeft thans het eindarrest bepaald.

Oordeel

Het hof vernietigt de uitspraak van de kantonrechter. Het hof heeft de vordering van werknemer bij (nieuwe) schadestaat met betrekking tot het gemiste wachtgeld begroot op het bedrag van € 384.000 bruto. Daarop komt in mindering hetgeen inmiddels door Vesteda daarop is betaald (€ 71.502,05 (bruto). De te vergoeden kosten van rechtsbijstand heeft het hof bepaald op € 39.549,30, en de te vergoeden pensioenschade op € 31.675,89. Daarmee komt het totaal door Vesteda aan werknemer te betalen bedrag op € 383.723,14 (minus de nettovoorschotbetaling van € 250.000), met rente. De overige vorderingen zijn afgewezen.