Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 30 december 2022
ECLI:NL:RBROT:2022:11618
Feiten
Werkneemster is vanaf 15 november 2014 tot 1 september 2021 in dienst geweest bij Yooteam in de functie van huishoudelijke hulp, tegen een salaris van € 10 bruto per uur. Yooteam heeft werkneemster in die periode nagenoeg alleen uitgeleend aan een thuiszorgorganisatie. Werkneemster verrichtte huishoudelijke werkzaamheden bij cliënten van deze thuiszorgorganisatie. In de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geen cao op de arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard. In deze kwestie spelen de ABU cao voor uitzendkrachten en de cao Verpleeg-, Verzorgingshuizen, Thuiszorg en Jeugdgezondheidszorg (cao VVT) een rol. Werkneemster beroept zich op artikel 8 lid 1 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) en artikel 16 ABU cao en stelt dat de cao VVT op haar van toepassing is en vordert achterstallig loon en een eindejaarsuitkering. De vorderingen worden bij verstekvonnis toegewezen. Yooteam is het daar niet mee eens. Zij stelt dat de ABU cao van toepassing was tijdens de perioden dat deze cao algemeen verbindend verklaard was. Buiten die perioden geldt het Burgerlijk Wetboek en de Waadi. De thuiszorgorganisatie is niet aangesloten bij een cao. Voor de thuiszorgorganisatie geldt dat de Cao VVT alleen in de perioden dat deze cao algemeen verbindend verklaard was werking kan hebben.
Oordeel
Deze zaak gaat over de vraag of werkneemster op grond van de Waadi en/of algemeen verbindend verklaarde cao’s recht heeft op een hoger loon dan zij van Yooteam heeft ontvangen in de periode vanaf 1 januari 2017 tot 1 september 2021, en zo ja wat de hoogte van het achterstallige loon is. De kantonrechter is van oordeel dat de vordering van werkneemster in combinatie met de teksten uit de Waadi en de ABU cao alsmede raadpleging van de Cao VVT, de volgende vragen oproept, per periode/jaartal waar de vordering op ziet: (a) Is er tussen Yooteam en werkneemster (rechtsgeldig) afgeweken van de Waadi en zo ja, op welke wijze?; (b) Moet op grond van de ABU cao een inlenersbeloning worden betaald aan werkneemster en zo ja, op grond van welke precieze feiten en/of omstandigheden?; (c) Is er sprake van een functiegroepindeling bij de zorginstelling en zo ja, hoe ziet die eruit, indien van belang? Het is aan werkneemster om de grondslag van haar vordering te stellen en in ieder geval feitelijk zo goed en specifiek mogelijk te onderbouwen. Nog los van de berekening die werkneemster heeft gemaakt, heeft zij de toepasselijkheid van de bepalingen die zij heeft genoemd niet voldoende uitgewerkt. Zij kon naar het oordeel van de kantonrechter niet volstaan met het noemen van artikel 8 Waadi en een bepaling uit de ABU cao en het verwijzen naar overgelegde tekst uit een versie van de cao VVT ter onderbouwing van haar vordering, zoals zij dat heeft gedaan. De kantonrechter begrijpt op basis van de stellingen van werkneemster wel in algemene zin de basis van de vordering die zij stelt te hebben, namelijk dat uitzendkrachten gelijk behandeld moeten worden als werknemers in dienst van de inlener én dat dit tijdens haar dienstverband bij Yooteam niet is gebeurd. Werkneemster krijgt de gelegenheid haar vordering nader te onderbouwen.