Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Staat der Nederlanden, meer in het bijzonder het ministerie van Financiƫn, directoraat-generaal Douane
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 23 januari 2023
ECLI:NL:GHARL:2023:567
Afwijzen verzoek billijke vergoeding. De Douane heeft niet ernstig verwijtbaar gehandeld of nagelaten tijdens de arbeidsongeschiktheid van werkneemster.

Feiten

Werkneemster was in dienst bij de Douane. Van 17 oktober 2017 tot 4 juni 2018 is werkneemster (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt geweest. Op 18 juli 2018 is werkneemster wederom uitgevallen voor haar werkzaamheden. Naar aanleiding van de aanvraag om een WIA-uitkering heeft het UWV de Douane op 15 juni 2020 een loonsanctie opgelegd tot 14 juli 2021. Het UWV heeft de loonsanctie bekort tot 25 april 2021 omdat de Douane genoeg heeft gedaan om de werkneemster ondanks haar ziekte weer aan het werk te krijgen. Het UWV heeft werkneemster bij beslissing van 21 april 2021 met ingang van 13 april 2021 een WGA-uitkering toegekend op grond van de Wet WIA naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100%. De Douane heeft de arbeidsovereenkomst met toestemming van het UWV op 17 augustus opgezegd per 1 november 2021 wegens langdurige arbeidsongeschiktheid van werkneemster. Werkneemster verzoekt toekenning van een billijke vergoeding van € 700.000 omdat de opzegging volgens haar het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de Douane. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de Douane geen ernstig verwijt valt te maken omdat niet is komen vast te staan dat de Douane zijn re-integratieverplichtingen ernstig heeft veronachtzaamd of dat anderszins sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Volgens werkneemster is (i) door de kantonrechter een te beperkt toetsingskader gehanteerd, (ii) door de Douane ten onrechte een loonstop opgelegd en (iii) te laat een tweedespoortraject ingezet. 

Oordeel 

Het hof wijst de billijke vergoeding net als de kantonrechter af. Van ernstig handelen of nalaten van de Douane in de zin van artikel 7:682 lid 1 aanhef en onder c BW is geen sprake. Tijdens de mondelinge behandeling bij de kantonrechter heeft werkneemster toegelicht dat zij heeft verzocht om een billijke vergoeding vanwege de arbeidsomstandigheden en het re-integratieverloop. Werkneemster heeft onvoldoende onderbouwd waarom de Douane een ernstig verwijt valt te maken. Het hof oordeelt dat de Douane in de eerste periode van volledige arbeidsongeschiktheid weinig contract met werkneemster heeft gehad en dat de Douane in het onderhouden van contact afwachtend en terughoudend is geweest, maar het hof acht dit niet ernstig verwijtbaar. De Douane heeft tot drie keer toe ten onrechte een loonstop opgelegd. Dit valt de Douane aan te rekenen. Het hof beoordeelt het opleggen van de loonstops in de omstandigheden van dit geval echter niet als ernstig verwijtbaar in de zin van het grovelijk schenden van re-integratieverplichtingen bij ziekte. De Douane heeft de loonstops gebruikt om stagnatie in het re-integratieproces te doorbreken. Het hof kan uit het re integratietraject niet afleiden dat de Douane grovelijk is tekortgeschoten in de verplichting om werkneemster te herplaatsen binnen of buiten de organisatie. De Douane heeft de adviezen van de bedrijfsartsen opgevolgd, waaronder ook het laatste advies om een medische expertise te laten uitvoeren. Het gehele traject overziend en rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, oordeelt het hof dat van het ernstig veronachtzamen van re-integratieverplichtingen door de Douane geen sprake is. De enkele omstandigheid dat het UWV tot het oordeel komt dat de re-integratie-inspanningen van een werkgever onvoldoende zijn, leidt niet noodzakelijkerwijs tot het oordeel dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van artikel 7:682 lid 1 aanhef en onder c BW. Bijkomende omstandigheden die daarvoor nodig zijn, ontbreken hier. De door werkneemster aangevoerde feiten en omstandigheden kunnen niet worden aangemerkt als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de Douane, ook niet wanneer het hof een en ander in onderlinge samenhang beziet en daarbij de duur van het re-integratietraject betrekt. Het hoger beroep van werkneemster wordt verworpen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.