Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 28 september 2022
ECLI:NL:RBMNE:2022:5077
Feiten
Werknemer is in 2013 in dienst getreden van werkgeefster. Het brutoloon bedraagt € 2.800 per maand. Op grond van artikel 2 van de arbeidsovereenkomst heeft werknemer recht op een variabele beloning, bestaande uit (1) een bonus per gemaakte afspraak met een nieuwe klant (hierna: de afsprakenbonus) en (2) een omzetprovisie over de omzet die voortkomt uit de door de werknemer gemaakte afspraken (hierna: de omzetprovisie). Werknemer heeft zich op 2 februari 2021 ziek gemeld. Vanaf week 42 in 2021 is hij begonnen met re-integreren, waarna hij zich op 23 mei 2022 volledig hersteld heeft gemeld. In de periode dat werknemer arbeidsongeschikt was, heeft hij geen variabele beloning ontvangen. Volgens werknemer had hij daar wel recht op. Werkgeefster heeft voorts het salaris van juli 2022 en augustus 2022 niet aan werknemer betaald. Werknemer vordert in kort geding betaling van het brutoloon van € 2.800 over de maanden juli 2022 en augustus 2022 en over de periode van 1 september 2022 tot de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. Ook vordert hij betaling van de correctie van € 560 bruto over de maand januari 2022 (werkgeefster had die maand te weinig betaald en reeds toegezegd dit te zullen herstellen) en betaling van de gemiddelde afsprakenbonus van € 6.405 (laatstgenoemd bedrag is door werkgeefster zelf vastgesteld). Ook vordert hij een berekening van de aan werknemer toekomende omzetprovisie. Werkgeefster is in de procedure niet verschenen.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. De dagvaarding is op de juiste manier aan werkgeefster betekend. Daarom wordt tegen haar verstek verleend. Tijdens de mondelinge behandeling heeft werknemer verteld dat hij zeer ernstig ziek is geweest. Hij heeft zijn best gedaan om er weer bovenop te komen en dat is hem gelukt. Werknemer is inmiddels weer aan het werk. Bij terugkeer heeft werkgeefster werknemer verplicht om thuis te werken. Werknemer is dus niet meer op kantoor geweest. Werknemer heeft geen toegang meer tot veel van de systemen van werkgeefster. Ook is gebleken dat werkgeefster de meeste de klanten van werknemer heeft overgedragen aan een van zijn collega’s. De afsprakenbonus en omzetprovisie die voortvloeien uit deze klanten ontvangt werknemer dus niet meer. Hij moet nu hard werken om nieuwe klanten te vinden, om zo op hetzelfde financiële niveau te komen als voor de periode van zijn arbeidsongeschiktheid. Omdat werkgeefster geen verweer heeft gevoerd, wordt uitgegaan van de juistheid van deze stellingen van werknemer. De vorderingen van werknemer komen niet ongegrond of onrechtmatig voor, mede gezien de manier waarop werkgeefster zich tegenover werknemer heeft gedragen nadat hij na zijn periode van arbeidsongeschiktheid is teruggekeerd. Er is geen enkele reden voor werkgeefster om het loon van werknemer niet te betalen. Onder het loon van werknemer valt ook de variabele beloning. Zowel de afsprakenbonus als de omzetprovisie is immers afhankelijk van de door werknemer verrichte arbeid en valt daarmee onder het niet naar tijdruimte vastgestelde loon in de zin van artikel 7:628 lid 3 BW. De vorderingen worden toegewezen.