Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Bergen op Zoom), 8 februari 2023
ECLI:NL:RBZWB:2023:1089
Feiten
Werkgeefster is een (online)winkel die sport- en lifestylekleding verkoopt. Werknemer en zijn broer (gedaagde 1 en gedaagde 2) zijn beiden werkzaam geweest voor werkgeefster. In de arbeidsovereenkomst van werknemer is opgenomen dat hij jaarlijks 2,5% bonus krijgt over de nettowinst. In maart 2021 heeft werkgeefster een gesprek gevoerd met een andere onderneming (‘onderneming 1’) in het kader van een mogelijke overname. Werkgeefster heeft uiteindelijk afgezien van de overname. Werknemer heeft op 2 mei 2021 een e-mail gestuurd naar onderneming 1, waarin hij een globale schatting stuurt van de kosten van werkgeefster, waaronder inkoop- en personeelskosten. Op 21 mei 2021 heeft werknemer zijn arbeidsovereenkomst opgezegd. Diezelfde dag is werknemer op staande voet ontslagen, onder meer wegens het verrichten van voorbereidende handelingen voor concurrerende ondernemingen. Werknemer is op 1 juni 2021 in dienst getreden bij een onderneming (‘onderneming 2’), gericht op het verkopen van sport- en lifestylekleding. Onderneming 2 maakt onderdeel uit van onderneming 1. De broer van werknemer treedt kort hierna ook in dienst bij onderneming 2. Daarnaast heeft werknemer in 2020 door middel van het account van werkgeefster een partij kleding ingekocht bij Euretco. Werkgeefster heeft werknemer gesommeerd dit bedrag terug te betalen, waarna een deel hiervan is terugbetaald. Werkgeefster vordert onder meer een verklaring voor recht dat werknemer onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade, alsmede werknemer te veroordelen tot betaling van de Euretco-vordering.
Oordeel
Werkgeefster stelt dat sprake is van ongeoorloofde concurrentie. Volgens werkgeefster is werknemer tijdens zijn dienstverband bezig geweest met de voorbereidingen voor de opening van drie winkels. Dit volgt uit een e-mail en uit het feit dat werknemer een distributieovereenkomst heeft laten opstellen. De kantonrechter is van oordeel dat dit onvoldoende is om tot de conclusie te komen dat werknemer onrechtmatig heeft gehandeld. Werkgeefster heeft verder aangevoerd dat werknemer tijdens zijn dienstverband een met werkgeefster vergelijkbare domeinnaam heeft vastgelegd. De kantonrechter overweegt dat uit de door werkgeefster overgelegde factuur van Mijndomein.nl volgt dat deze naam al in 2020 is geregistreerd, waardoor werkgeefster onvoldoende heeft onderbouwd dat werknemer deze domeinnaam heeft vastgelegd voor de activiteiten die hij na zijn vertrek bij werkgeefster is gaan ontplooien. Dat werknemer onrechtmatig heeft gehandeld door klanten van werkgeefster te werven is evenmin komen vast te staan, temeer nu een klant heeft bevestigd dat hij pas is benaderd na het vertrek van werknemer bij werkgeefster. Bovendien is niet gebleken dat werkgeefster door het vertrek van werknemer leveranciers heeft verloren en daardoor het bedrijfsdebiet van werkgeefster is afgebroken. Met betrekking tot de stelling dat werknemer personeel heeft aangestuurd om in dienst te treden bij onderneming 2, overweegt de kantonrechter dat gedaagde 2 de enige andere medewerker is die is overgestapt. Aangezien dit de broer is van werknemer, is het niet onwaarschijnlijk dat gedaagde 2 uit eigen beweging is opgestapt. Ook de stelling van werkgeefster dat werknemer haar vertrouwen heeft geschonden door vertrouwelijke gegevens van werkgeefster te gebruiken, is onvoldoende onderbouwd nu bijna alle betreffende informatie volledig openbaar is. Dat werknemer onrechtmatig heeft gehandeld door kosteloos producten te verstrekken aan derden heeft werknemer gemotiveerd weersproken, nu dit in de branche gebruikelijk is in het kader van relatiebeheer. Tot slot heeft werkgeefster aan haar vordering ten grondslag gelegd dat werknemer na zijn dienstverband bij onderneming 2 is gaan werken. Gelet op het voorgaande is dit onvoldoende om te spreken van onrechtmatige werknemersconcurrentie. De gevorderde verklaring van recht zal worden afgewezen. Ten aanzien van de Euretco-vordering stelt werknemer dat hij dit bedrag kan verrekenen met de bedragen die hij aan bonus had moeten ontvangen. In de bepaling van de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat bij ‘voortijdige beëindiging door de werknemer’ bonussen niet verschuldigd zijn en deze teruggevorderd kunnen worden. Een ontslag op staande voet staat echter niet gelijk aan de voortijdige beëindiging van de overeenkomst door de werknemer. Omdat partijen het niet eens worden over de hoogte van de uit te keren bonus, is de kantonrechter voornemens een deskundige in te schakelen om te onderzoeken of en in hoeverre de definitieve cijfers gebruikt kunnen worden voor de bonusberekening. Voordat hiertoe wordt overgegaan, zal de kantonrechter partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wenselijkheid en over de aard van de deskundige en de aan de deskundige voor te leggen vragen.