Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 28 januari 2022
ECLI:NL:RBROT:2022:11999
Eindvonnis na tussenvonnis. Werknemer niet verschenen bij mondelinge behandeling. Twijfel over gegrondheid vorderingen. Vorderingen voor schadevergoeding en loon afgewezen.

Feiten

Eiser vordert onder meer de betaling van zijn achterstallig loon en schade. Hieraan is ten grondslag gelegd dat werknemer als gevolg van een ongeval in de uitoefening van zijn werk voor werkgever letsel aan een oog heeft opgelopen. Bij tussenvonnis is ten aanzien van de schadevergoeding overwogen dat de kantonrechter behoefte heeft om zich nader te laten informeren over de feiten en omstandigheden rondom het ongeval en over de medische toestand van werknemer. Daarom is een mondelinge behandeling via Skype bepaald. Op 17 mei 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Werknemer is niet verschenen. De kantonrechter heeft meegedeeld vragen te willen stellen aan werknemer en de mondelinge behandeling te willen voortzetten in zijn aanwezigheid. De mondelinge behandeling is zodoende aangehouden. Desgevraagd heeft werknemer op 21 mei 2021 laten weten dat hij geen behoefte heeft aan een mondelinge behandeling. Vervolgens is de zaak voor vonnis komen te staan. Op 31 mei 2021 heeft werkgever om pleidooi gevraagd. Dat is reden geweest om op 16 juli 2021 geen vonnis te wijzen, maar een rolbeslissing te nemen, waarin te kennen is gegeven dat pleidooi kan plaatsvinden, maar dat voortzetting van de mondelinge behandeling of een extra schriftelijke ronde met aktes ook mogelijk was.

Oordeel

Gelet op de feiten, de gemotiveerde betwisting van het gevorderde alsmede de vragen die in verband daarmee zijn opgekomen bij de kantonrechter over de loonvordering en de schadevergoeding, welke vragen niet gesteld konden worden als gevolg van de proceshouding van werknemer door niet te verschijnen bij de mondelinge behandeling en ook nadien niet te reageren op datgene wat redengevend is geweest voor het tussenvonnis, bestaat thans twijfel over de gegrondheid van de vordering. In het bijzonder is van belang dat onduidelijkheid is blijven bestaan over de feiten en omstandigheden rondom het ongeval, de duur van de uitval van werknemer en diens beschikbaarheid voor het verrichten van arbeid alsmede over de medische toestand van zijn oog waaraan hij letsel heeft opgelopen en de schade die daarvan het gevolg is geweest en zal zijn. Daarom wordt het gevorderde afgewezen.