Rechtspraak
Feiten
X is tot statutair bestuurder benoemd van (onder meer) A BV en BV 2. X is met ingang van 1 januari 2020 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden van A BV in de functie van algemeen directeur. Y is indirect aandeelhouder van alle bovengenoemde vennootschappen. E-mailcorrespondentie tussen X en Y heeft ertoe geleid dat X en Y onder leiding van de heer Z een aantal bemiddelingsgesprekken hebben gevoerd. Bij brief van 27 september 2022 schrijft de heer B aan X het voornemen om X te ontslaan als statutair bestuurder. Bij besluit buiten vergadering van 6 oktober 2022 van 13.03 uur hebben de aandeelhouders van BV 2 het besluit genomen X te ontslaan als statutair bestuurder van BV 2 met ingang van ondertekening van het besluit. Bij besluit buiten vergadering van 6 oktober 2022 van 13.20 uur hebben de aandeelhouders van A BV X ontslagen als statutair bestuurder van de vennootschappen met ingang van het moment van ondertekening van dat besluit, de arbeidsovereenkomst van X met A BV per 1 maart 2023 opgezegd en X per direct op non-actief gesteld tot de einddatum van de arbeidsovereenkomst. X heeft bij e-mail van 7 oktober 2022 tegen het gegeven ontslag geprotesteerd en hij heeft A BV bij e-mail van 14 oktober 2022 gesommeerd hem weer toe te laten tot zijn werkzaamheden. A BV heeft daarmee niet ingestemd zodat X sindsdien geen werkzaamheden meer heeft verricht. X verzoekt de rechtbank onder meer voor recht te verklaren dat het op 6 oktober 2022 gegeven ontslag nietig is en hij nog steeds statutair bestuurder van A BV is, althans het ontslagbesluit te vernietigen. X legt aan zijn primaire verzoeken ten grondslag dat een rechtsgeldig vennootschapsrechtelijk ontslagbesluit ontbreekt waardoor het genomen besluit nietig is, althans vernietigbaar, als gevolg waarvan ook het uit dit ontslagbesluit voortvloeiende arbeidsrechtelijk ontslag ongeldig is. X maakt daarom aanspraak op wedertewerkstelling in zijn functie van statutair directeur van A BV en op loondoorbetaling. In het geval dat wordt geoordeeld dat wel sprake is van een geldig genomen vennootschapsrechtelijk besluit, maakt X aanspraak op de transitievergoeding en een billijke vergoeding.
Oordeel
Rechtsgeldigheid vennootschappelijk ontslagbesluit
Anders dan X heeft gesteld is de rechtbank van oordeel dat het ontslagbesluit van A BV rechtsgeldig is genomen. Op grond van artikel 2:238 BW kan besluitvorming van aandeelhouders buiten vergadering geschieden, mits alle vergadergerechtigden met deze wijze van besluitvorming hebben ingestemd en de bestuurders voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid zijn gesteld advies uit te brengen. In artikel 26 van de statuten van zowel BV 2 als A BV is de mogelijkheid van deze wijze van besluitvorming opgenomen. Blijkens de notulen van de op 6 oktober 2022 gehouden aandeelhoudersvergaderingen is X eerst ontslagen als statutair bestuurder van BV 2, waarna Y is benoemd tot statutair bestuurder van die onderneming. Vervolgens is X ontslagen als statutair bestuurder van A BV. Voor zover X heeft willen betogen dat tot dit laatste ontslag niet buiten vergadering kon worden besloten, omdat hij, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van aandeelhouder BV 2, reeds te kennen had gegeven daarmee niet akkoord te zullen gaan, faalt dit betoog.
Billijke vergoeding
Het arbeidsrechtelijk ontslag van een statutair bestuurder als zodanig kan niet worden aangevochten (art. 7:671 lid 1 sub e jo. art. 2:244 lid 3 BW), maar het ontbreken van een redelijke ontslaggrond kan zich wel vertalen in een billijke vergoeding zoals X heeft verzocht (art. 7:682 lid 3 BW). A BV heeft aan de opzegging van de arbeidsovereenkomst primair de g-grond (verstoorde arbeidsverhouding) en subsidiair de d-grond (disfunctioneren) ten grondslag gelegd. In de kern gaat het erom dat Y ontevreden was over het functioneren van X, terwijl X vond dat Y een te veel bepalende en dominante rol bleef spelen ten aanzien van het reilen en zeilen van de onderneming en zich daarmee bleef bemoeien. Hoewel X en Y naar aanleiding van deze e-mails, onder leiding van Z, diverse gesprekken met elkaar hebben gevoerd, zijn zij het erover eens dat deze niet hebben geleid tot herstel van de onderlinge relatie. Alle omstandigheden in ogenschouw nemend, is de rechtbank van oordeel dat de verhouding tussen X en Y, die als UBO onmiskenbaar steeds een sleutelpositie heeft ingenomen binnen alle vennootschappen waarvan X bestuurder was, waaronder A BV, thans zodanig onherstelbaar is beschadigd, dat van A BV niet langer kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met X voort te zetten. De structuur van de diverse vennootschappen en het bijbehorende indirecte aandeelhouderschap van Y, vereisen een goede samenwerking tussen X en Y. Daarvan is geen sprake meer. Dit leidt tot de conclusie dat sprake is van een redelijke grond voor het verleende ontslag. Dit betekent dat A BV aan X geen billijke vergoeding verschuldigd is. Dit verzoek wordt daarom afgewezen.