Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Nijmegen), 26 januari 2023
ECLI:NL:RBGEL:2023:1239
Feiten
Werkneemster is per 1 juni 2017 bij Hagemans Vastgoedonderhoud B.V. (hierna: Hagemans) in dienst getreden en is thans werkzaam in de functie manager markt en ontwikkeling tegen een brutosalaris van € 4.267 per vier weken. Werkneemster heeft zich op 30 maart 2020 ziek gemeld. De bedrijfsarts constateerde tijdens de daaropvolgende gesprekken dat sprake was van dusdanige aanhoudende geringe belastbaarheid (burn-out) dat er geen mogelijkheden waren om werkneemster in te passen in reguliere arbeid. Arbeidstherapie werd ook (nog) niet tot de mogelijkheden gezien, zodat zij werd geadviseerd rust te nemen. In oktober 2020 heeft werkgeefster de aan werkneemster beschikbaar gestelde bedrijfsauto opgehaald. In de periode van januari 2021 tot eind april hebben onderhandelingen plaatsgevonden over een beëindigingsregeling, waarbij partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen. In het vervolgtraject is Hagemans de mening toegedaan dat werkneemster niet meewerkt aan haar re-integratie. De bedrijfsarts adviseert een tweedespoorre-integratie. In juli 2021 luidt het arbeidsdeskundig oordeel dat werkneemster een specifieke aandoening heeft waarvoor ze vanaf 1 juni 2021 is opgenomen. Geadviseerd wordt voorlopig de regie van de re-integratie bij het behandelcentrum te laten en indien er mogelijkheden zijn om daadwerkelijk te re-integreren in overleg te komen tot een passende re-integratieondersteuning. Vervolgens ontstaat er onduidelijkheid over het vragen van een deskundigenoordeel bij het UWV. In augustus 2021 wordt het tweedespoortraject opgestart, waarbij er tussen partijen onduidelijkheid bestaat over het te volgen re-integratietraject tweede spoor. In oktober 2021 heeft Hagemans de loondoorbetaling opgeschort. In maart 2022 heeft Hagemans een beoordeling van het UWV ontvangen waarin is geconcludeerd dat Hagemans voldoende heeft gedaan om werkneemster te re-integreren. Hagemans heeft begin april 2022 een aanvraag voor een ontslagvergunning bij het UWV ingediend, die op 9 mei 2022 is verleend. Hagemans heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 juli 2022. Op 7 juli 2022 heeft Hagemans de eindafrekening vakantiedagen en afrekening transitievergoeding toegezonden. Werkneemster verzoekt Hagemans te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris en uitbetaling van nog openstaande vakantiedagen, een loonsverhoging van € 1.000 per vier weken, betaling van de transitievergoeding van € 9.795,13 met vermindering van hetgeen reeds is betaald en een billijke vergoeding van € 50.000 bruto.
Oordeel
Loonstop
Tussen partijen staat vast dat werkneemster sinds 30 maart 2020 wegens ziekte ongeschikt is voor de bedongen arbeid. Op grond van artikel 7:629 BW heeft zij in beginsel recht op doorbetaling van het loon tijdens ziekte. De vraag luidt of sprake is van de situatie waarbij werkneemster zonder deugdelijke grond weigerde mee te werken aan haar re-integratie. De kantonrechter oordeelt dat dit - mede op grond van het arbeidsdeskundig advies - niet het geval is. Op het moment dat Hagemans de loonstop op 4 oktober 2021 toepaste, was dit voor werkneemster echter (nog) niet duidelijk, omdat er blijkbaar onduidelijkheid bestond over het te volgen re-integratietraject spoor 2. De kantonrechter is derhalve van oordeel dat de loonstop in de gegeven bijzondere omstandigheden van dit geval en bij genoemde stand van zaken een te forse maatregel is geweest en daarom niet op goede gronden is opgelegd. Hagemans is dan ook gehouden het achterstallig salaris inclusief vakantietoeslag aan werkneemster te betalen.
Loonsverhoging
Werkneemster vordert een bedrag van € 1.000 per vier weken als verhoging van haar salaris wegens toetreding tot de directie. De kantonrechter is van oordeel dat het gezien de gemotiveerde betwisting van Hagemans op de weg lag van werkneemster haar stellingen nader te onderbouwen. Bij gebreke daarvan komt niet vast te staan dat zij formeel tot de directie is toegetreden, laat staan dat zij als gevolg daarvan aanspraak kan maken op de gestelde loonsverhoging. Deze vordering wordt afgewezen.
Transitievergoeding
Werkneemster verzoekt betaling van een bedrag van € 9.795,13 bruto aan transitievergoeding. Vast staat dat Hagemans al € 8.807,19 heeft betaald. Ter zitting heeft Hagemans toegezegd het restant, zijnde € 987,34 bruto, aan werkneemster te betalen. Dit bedrag wordt toegewezen.
Vakantiedagen, aantal verlofuren en hoogte uurloon
De kantonrechter stelt voorop dat ten aanzien van bewijs van een tegoed aan vakantiedagen de bewijslast (in beginsel) bij de werknemer ligt, maar dat bij betwisting van het door de werknemer gestelde tegoed de werkgever in beginsel zijn betwisting mede zal moeten motiveren aan de hand van uit de administratie blijkende gegevens die dan ook door de werkgever in het geding dienen te worden gebracht. Uit de specificatie van Hagemans leidt de kantonrechter af dat werkneemster recht heeft op uitbetaling van in totaal 499,6 verlofuren en dat zij geen aanspraak kan maken op uitbetaling van 30 roostervrije dagen over de jaren 2020 t/m 2022 boven de overeengekomen wettelijke vakantiedagen. Onder verwijzing naar de arresten van het Hof van Justitie EU van 13 december 2018 (ECLI:EU:2018:1018) en 9 december 2021 (ECLI:EU:C:2021:987) geldt dat bij de berekening van het verlofsaldo moet derhalve worden uitgegaan van het laatst geldende overeengekomen (bruto)loon inclusief de (eventuele) cao-verhoging over een tijdvak overeenkomend met de aanspraak en de vakantietoeslag daarover.
Billijke vergoeding
De kantonrechter kan niet vaststellen dat Hagemans ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Het verzoek om toekenning van een billijke vergoeding is daarom niet toewijsbaar.