Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 15 maart 2023
ECLI:NL:RBDHA:2023:4727
Feiten
Werknemer is op 1 juni 2019 in dienst getreden bij Mooiland. Op dat moment was werknemer tevens op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd werkzaam bij Stichting Wooncompas (hierna: Wooncompas) met een arbeidsomvang van 36 uur per week. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Woondiensten van toepassing waaruit blijkt dat voor het verrichten van nevenwerkzaamheden toestemming van de werkgever nodig is. Werknemer en Mooiland hebben afgesproken dat hij zijn werkzaamheden van maandag tot en met donderdag zal verrichten. Voorafgaand aan zijn indiensttreding heeft werknemer Mooiland verzocht of hij op zzp-basis – voor 8 uren per week – op vrijdag werkzaamheden mag (blijven) verrichten voor Wooncompas. Dit verzoek heeft Mooiland gehonoreerd. Op 4 november 2019 heeft werknemer zich ziekgemeld bij Mooiland. Werknemer heeft van 14 april 2020 tot 1 juni 2020 gedurende 8 uur per week als zzp'er werkzaamheden verricht voor Stichting Wooninvest (hierna: Wooninvest). Per 1 juni 2020 is werknemer bij Wooninvest in dienst getreden, met een arbeidsomvang van 36 uur per week. De arbeidsovereenkomst tussen Wooninvest en werknemer is via een vaststellingsovereenkomst geëindigd. Wooncompas heeft werknemer op 20 juli 2020 op staande voet ontslagen. Wooncompas heeft vervolgens een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter, strekkende tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding. Bij beschikking van 15 januari 2021 heeft de kantonrechter (samengevat) geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. In het verlengde hiervan is het verzoek van Wooncompas toegewezen. Werknemer heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd. Mooiland vordert ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:686 BW.
Oordeel
De arbeidsovereenkomst tussen Mooiland en werknemer is van rechtswege geëindigd (per 1 juni 2020 dan wel 1 augustus 2020). Tussen partijen is in geschil of de arbeidsovereenkomst gelet hierop alsnog kan worden ontbonden op grond van artikel 7:686 BW zoals Mooiland primair heeft gevorderd. De kantonrechter overweegt dat de Hoge Raad in algemene zin heeft geoordeeld dat beëindiging van de arbeidsovereenkomst door opzegging in beginsel niet aan de toewijsbaarheid van de vordering tot ontbinding in de weg staat. Dit wijst erop, zoals Mooiland heeft bepleit, dat ook een reeds beëindigde overeenkomst kan worden ontbonden op de voet van artikel 7:686 BW. Mooiland heeft naar het oordeel van de kantonrechter een voldoende belang bij de gevorderde ontbinding, hoewel de arbeidsovereenkomst reeds is geëindigd. Een ontbinding op de voet van artikel 7:686 BW heeft immers niet alleen gevolgen voor de toekomst omdat partijen bevrijd worden van verdere verplichtingen, maar ook voor het verleden. De ongedaanmakingsverbintenis als gevolg van de ontbinding werkt immers terug tot het aanvangsmoment van de wanprestatie. De vraag die vervolgens voorligt, is of is voldaan aan de vereisten voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:686 BW. Vast staat dat werknemer van 1 juni 2019 tot 4 november 2019 zowel voor Mooiland als voor Wooncompas werkzaamheden heeft verricht, op basis van een arbeidsovereenkomst van 32 uur per week respectievelijk 36 uur per week. Werknemer heeft niet weersproken dat Mooiland niet op de hoogte was van de omvang van zijn dienstverband bij Wooncompas. Werknemer had slechts toestemming voor het verrichten van nevenwerkzaamheden bij Wooncompas voor acht uur per week. Naar aanleiding van een bericht van de Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties in juni 2020 heeft Mooiland onderzoek verricht en toen pas is Mooiland bekend geworden met de ware omvang van het dienstverband bij Wooncompas en met het dienstverband met Wooninvest. Ook staat vast dat werknemer zich op 4 november 2019 bij Mooiland ziek heeft gemeld en dat hij gedurende de periode waarin hij arbeidsongeschikt was (voor zijn werkzaamheden bij Mooiland) heeft gesolliciteerd bij Wooninvest en daar ook daadwerkelijk werkzaamheden is gaan verrichten. Gelet op deze feiten en omstandigheden is aan de maatstaf voor ontbinding op grond van artikel 7:686 BW voldaan. De conclusie uit het voorgaande is dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen Mooiland en werknemer zal ontbinden. Deze ontbinding heeft geen terugwerkende kracht, maar doet voor partijen ongedaanmakingsverplichtingen ontstaan. Deze zien op de periode tussen de tekortkoming en de ontbinding. De tekortkoming is aangevangen op het moment dat werknemer ook in dienst trad bij Mooiland. Werknemer moet € 37.552,80 aan loon terugbetalen.