Feiten

Werknemer is op 18 februari 2008 in dienst getreden van Gemeente Rotterdam. Laatstelijk is werknemer op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd werkzaam als teamleider reiniging. Werknemer heeft in november 2021 aan Gemeente Rotterdam kenbaar gemaakt dat hij een andere functie ambieert, waarna een loopbaantraject is gestart. Op 21 april 2022 heeft Gemeente Rotterdam met werknemer afgesproken dat hij voor de duur van drie maanden wordt vrijgesteld van arbeid zodat hij zich volledig kan concentreren op het vinden van een nieuwe baan. Op 4 mei 2022 is door Gemeente Rotterdam geconstateerd dat werknemer een dienstvoertuig in gebruik had. Werknemer heeft verklaard het dienstvoertuig twee weken in gebruik te hebben gehad omdat zijn eigen auto defect was. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij weet dat het niet toegestaan is om een dienstvoertuig mee naar huis te nemen. Gemeente Rotterdam verzoekt onder meer de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van ernstig verwijtbaar handelen dan wel een verstoorde arbeidsverhouding.

Oordeel

Hoewel werknemer heeft aangegeven dat hij de dienstauto in gebruik had genomen omdat zijn eigen auto defect was, heeft hij – buiten het officiële verslag om – verklaard dat de werkelijke reden voor werknemer om de dienstauto mee te nemen gelegen was in het feit dat werknemer een integriteitsmelding heeft gedaan over het (onrechtmatige) gebruik van een dienstvoertuig door een collega-teamleider. Met die melding zou niets, althans niet voldoende zijn gedaan door Gemeente Rotterdam, zodat werknemer zelf een dienstauto heeft meegenomen om een reactie van zijn werkgever te ontlokken. Dat werknemer interne integriteitskwesties aan de kaak wil stellen is uiteraard zijn goed recht. De kantonrechter is evenwel van oordeel dat werknemer daartoe, door het zonder toestemming meenemen en gebruiken van een dienstauto voor privédoeleinden, niet de juiste weg heeft bewandeld. Zodoende is de kantonrechter van oordeel dat werknemer verwijtbaar heeft gehandeld. Van belang is dat werknemer reeds sinds 2008 werkzaam is bij Gemeente Rotterdam, zodat er thans sprake is van een dienstverband van ruim vijftien jaar. Werknemer heeft onweersproken gesteld dat hij in die periode steeds uitstekend gefunctioneerd heeft en nooit een ander probleem of conflict heeft gehad met zijn werkgever. Gelet op de lengte van het dienstverband en het goede functioneren van werknemer is de kantonrechter van oordeel dat er sprake is van een eerste misstap door werknemer, zonder verstrekkende consequenties voor Gemeente Rotterdam zelf. Hoewel werknemer verwijtbaar heeft gehandeld, is de kantonrechter van oordeel dat de door Gemeente Rotterdam naar voren gebrachte feiten en omstandigheden niet van voldoende gewicht zijn om te kunnen concluderen dat er sprake is van zodanig verwijtbaar handelen dat van Gemeente Rotterdam niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Naar het oordeel van de kantonrechter is door het handelen en het gedrag van werknemer de vertrouwensbasis komen te vervallen, die noodzakelijk is voor het voortzetten van een vruchtbare samenwerking. Dat de vertrouwensbreuk wederzijds is, blijkt naar het oordeel van de kantonrechter alleen al uit het feit dat werknemer de dienstauto heeft meegenomen om daarmee een reactie van zijn werkgever te ontlokken over de door hem gedane integriteitsmelding. Van belang is voorts dat werknemer al in november 2021 te kennen heeft gegeven dat hij het niet meer naar zijn zin heeft in zijn huidige functie van teamleider. Sindsdien heeft Gemeente Rotterdam getracht werknemer te herplaatsen in een nieuwe functie. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt in voldoende mate dat de verhouding tussen Gemeente Rotterdam en werknemer zodanig ernstig en duurzaam is verstoord dat herstel van de arbeidsrelatie niet meer mogelijk is. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden.