Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 2 mei 2023
ECLI:NL:GHAMS:2023:1262
Feiten
Werknemer is op 1 september 2021 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van 12 maanden in dienst getreden bij Maverick in de functie van Trader Analyst. In de arbeidsovereenkomst van werknemer is een concurrentiebeding opgenomen. Werknemer heeft op 13 mei 2022 zijn arbeidsovereenkomst opgezegd. Op 20 mei 2022 is tussen partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin onder andere is opgenomen dat werknemer aan het concurrentiebeding wordt gehouden. Bij e-mail van 25 mei 2022 heeft werknemer Maverick laten weten dat hij als Quantative Trader bij GSR aan de slag wil gaan. GSR is een handelsbedrijf dat zich richt op cryptocurrency. Maverick heeft werknemer bij e-mail van 11 juni 2022 laten weten dat het concurrentiebeding daar geen ruimte voor biedt. Werknemer heeft op 17 juni 2022 aan Maverick schriftelijk laten weten dat hij de vaststellingsovereenkomst buitengerechtelijk vernietigt wegens misbruik van omstandigheden. Werknemer is op 1 september 2022 bij GSR in dienst getreden. In eerste aanleg heeft werknemer schorsing van het gehele concurrentiebeding gevorderd, dan wel een schorsing beperkt tot GSR. De rechter heeft het concurrentiebeding geschorst met betrekking tot GSR. Maverick heeft tegen dit oordeel hoger beroep ingesteld.
Oordeel
Het hof komt tot het oordeel dat Maverick onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij door de overstap van werknemer naar GSR in haar bedrijfsdebiet wordt aangetast. Maverick heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat werknemer beschikt over een dusdanige kennis van specifieke werkprocessen dan wel concurrentiegevoelige informatie waarmee GSR haar voordeel kan doen. Het staat weliswaar buiten kijf dat GSR - een concurrent in de handel in financiële producten - evenals Maverick handelt in cryptocurrency opties en dat werknemer bij GSR werkzaamheden verricht op het gebied van cryptocurrency, maar tussen partijen is niet in geschil dat werknemer bij Maverick uitsluitend werkzaam is geweest als Trader Analyst in het Equity Options team en niet actief is geweest in het Crypto Derivatives team van Maverick. Evenmin is gebleken dat werknemer kennis heeft gehad van handelsstrategieën specifiek gericht op de handel in cryptocurrency opties. De enkele stelling van Maverick dat al haar ‘traders’ op de werkvloer dicht bij elkaar werken en dat zij zo nu en dan iets van elkaar opvangen, is te algemeen van aard en maakt het oordeel van het hof niet anders. Tegenover de stelling van werknemer dat zijn bij Maverick opgedane kennis en ervaring er hooguit uit bestaat dat hij weet hoe het is om te handelen in equity opties, heeft Maverick onvoldoende aannemelijk gemaakt dat die kennis en ervaring een-op-een toegepast kunnen worden op de handel in cryptocurrency-opties en dat daarin een gerechtvaardigd belang is gelegen voor Maverick bij bescherming van haar bedrijfsdebiet. Het hof komt tot de conclusie dat niet valt in te zien dat werknemer met zijn bij Maverick opgedane kennis en ervaring GSR - dat uitsluitend handelt in cryptocurrency-opties - een voordeel oplevert. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat na afweging van de wederzijdse belangen het hof voorshands van oordeel is dat het belang van werknemer om van de werking van het concurrentiebeding ontheven te worden, zwaarder weegt dan het belang van Maverick bij handhaving daarvan, en dat werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld. Dit betekent dat het hof met de kantonrechter voorlopig van oordeel is dat aannemelijk is dat de bodemrechter aan het concurrentiebeding haar werking zal ontnemen.