Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Hilton Foods Holland B.V.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 2 mei 2023
ECLI:NL:GHAMS:2023:1259
Ontbinding op de b-grond is niet het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen. Opzegverbod lidmaatschap OR staat niet aan de ontbinding in de weg.

Feiten

Werknemer is in dienst geweest bij Hilton Foods Holland B.V. (hierna: Hilton Foods) in de functie van teamcoördinator. Werknemer is sinds 2012 verkozen als lid van de OR van Hilton Foods. Op 13 juli 2015 is werknemer gevallen tijdens zijn werkzaamheden, waarbij hij blijvend letsel aan zijn linkerhand en -arm heeft opgelopen. Werknemer is door het ongeval ziek uitgevallen. Werknemer is meermaals teruggekeerd naar zijn functie, maar werd later opnieuw ziek. Uiteindelijk heeft op 1 mei 2019 een arbeidsdeskundig re-integratieonderzoek plaatsgevonden, waaruit volgt dat werknemer ongeschikt is voor zijn huidige werk. Naar aanleiding hiervan is een tweedespoortraject aangegaan. Op 8 juli 2019 heeft werknemer een WIA-uitkering aangevraagd en heeft het UWV Hilton Foods een loonsanctie opgelegd vanwege onvoldoende re-integratie-inspanningen. Het re-integratietraject in het tweede spoor werd voortgezet, waarbij werknemer bezwaar heeft gemaakt tegen het afsluiten van het eerstespoortraject. Op 9 september 2020 is een eindrapportage tweedespoortraject afgegeven, waarin is vermeld dat werknemer op 31 juli 2020 heeft bericht dat zijn behandelaar heeft geadviseerd om voorlopig niet te werken, dat de bedrijfsarts heeft bevestigd dat werknemer tijdelijk niet kan werken, en dat sollicitatieactiviteiten en het zoeken naar een re-integratieplaats sindsdien niet zijn voortgezet. Uiteindelijk heeft het UWV aan werknemer een IVA-uitkering toegekend. Op 10 december 2020, 29 maart 2021 en 25 juni 2021 heeft Hilton Foods een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV. De gevraagde toestemming is echter (steeds) geweigerd omdat sprake is van een opzegverbod (lidmaatschap OR). De kantonrechter heeft in eerste aanleg de overeenkomst ontbonden op de b-grond onder toekenning van een transitievergoeding. Werknemer komt tegen deze beslissing op.

Oordeel

Werknemer stelt dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ten onrechte heeft ontbonden. Blijkens de toelichting op de grief stelt werknemer dat hij weliswaar 100% arbeidsongeschikt is verklaard maar dat hij desondanks benutbare mogelijkheden heeft en een restvermogen om arbeid te verrichten. Het hof oordeelt dat het duidelijk is dat werknemer gedurende langere tijd niet in staat is geweest om de bedongen arbeid te verrichten vanwege ziekte. Beide partijen zijn het erover eens dat deze ziekteperiode langer dan twee jaar heeft geduurd voordat Hilton Foods het verzoek tot ontbinding bij de kantonrechter heeft ingediend. Daarmee is voldaan aan de vereiste termijn van artikel 7:670 leden 1 en 11 BW. Het hof is van oordeel dat ook aan de vereiste voorwaarde is voldaan dat het aannemelijk is dat er binnen 26 weken geen herstel te verwachten was en dat de arbeid in die periode niet in aangepaste vorm kon worden verricht. Dit wordt ondersteund door het feit dat de pogingen tot re-integratie gedurende langere tijd, zowel binnen als buiten het bedrijf, zonder succes zijn gebleven. De rapporten van de arbeidsdeskundige tonen aan dat werknemer destijds volledig arbeidsongeschikt was en in de beslissing tot het toekennen van de IVA-uitkering staat dat werknemer 80-100% arbeidsongeschikt is. Werknemer heeft geen bezwaar gemaakt tegen de toekenning van de IVA-uitkering. Evenmin heeft werknemer feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat zijn gezondheidssituatie dusdanig was gewijzigd dat op het oordeel van het UWV niet langer kon worden afgegaan. Deze grief van werknemer faalt. Verder stelt werknemer dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het verzoek tot ontbinding geen verband houdt met het lidmaatschap van werknemer in de ondernemingsraad (OR). Ook deze grief wordt verworpen. Uit het voorgaande blijkt dat de langdurige arbeidsongeschiktheid van werknemer op zichzelf al voldoende reden is voor het ontbindingsverzoek. Ook blijkt uit het voorgaande niet dat Hilton Foods ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, zodat ook grief III – die het oordeel van de kantonrechter bestrijdt dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen – faalt.